Onzichtbaar - Onzichtbaar Part 8
Library

Onzichtbaar Part 8

'Heeft hij daar nog familie?'

Wolhuter zakt verder terug in zijn stoel. 'Niet dat ik weet. Ik had de indruk dat hij wees was. Donnie, heeft hij het ooit over zijn familie gehad?'

'Jemig, ik weet het niet. Je kent Cobie. Geen grote prater.'

'Waar in Swaziland?' vraagt Emma.

Wolhuter schudt zijn hoofd. 'Je moet proberen het te begrijpen... We vragen mensen die hier komen werken niet om hun cv, want de meesten zijn hier tijdelijk. We... er is altijd een overaanbod van vrijwilligers. Zodra ze de tour hebben gedaan, gaan hun ogen glimmen, vooral jongeren en buitenlanders. Het is heel vreemd, kerken hebben dat vast ook. Wat ik vanaf het begin heb gedaan, is zeggen dat ze kost en inwoning krijgen, maar dat er geen salaris is. Eerst werken voor de zaak en dan kijken we hoe het gaat. We hebben handen nodig, maar ze houden het niet vol. Na twee maanden vogelpoep uit kooien vegen en stinkende karkassen naar het gierenrestaurant slepen, glimmen hun ogen niet meer, dan komen ze met smoezen en gaan ze ervandoor. Maar Cobie niet. Hij was hier drie of vier dagen, en toen wist ik al dat hij zou blijven.'

'Heb je toen om een cv gevraagd?'

'Voor een baan die niet betaalt?'

'Heeft hij zes jaar zonder salaris gewerkt?'

Wolhuter lacht. 'Natuurlijk niet. Maar tegen de tijd dat hij op de loonlijst kwam, kende ik hem. Iemands karakter zegt veel meer dan zijn cv.'

'Waar was hij voordat hij hier kwam werken?'

'Hij heeft voor een kerel bij de grens met Swaziland gewerkt. Heuningrand...'

'Heuningklip,' zegt Branca. 'Bij Stef Moller. Multimiljonair, maar hij doet fantastisch werk.'

'Wat voor werk?'

Wolhuter kijkt naar Branca. 'Jij weet meer dan ik, Donnie.'

Branca haalt zijn schouders op. 'Er stond een artikel in Africa Geographic... Over Moller, die drie of vier boerenbedrijven naast het Songimvelo Wildpark heeft gekocht. Uitgeput land, kapot gegraasd, kapot geploegd, erosie, overal rotzooi. Toen heeft Moller een hoop geld geinvesteerd om het te herstellen. Hij noemde het healing of the land of zo. Het is nu een particulier wildpark.'

'En Jacobus heeft hem geholpen?'

'Dat maakte ik eruit op. Cobie...' Branca haalt zijn schouders op. 'Hij was niet iemand van details. Hij heeft alleen verteld dat hij daar was geweest.'

'Wat heeft hij nog meer verteld?'

Wolhuter is degene die het na een ongemakkelijke stilte probeert uit te leggen. 'Emma, ik weet niet hoe jullie de dingen in de Kaap doen, maar hier respecteren we nog het recht van een man om zijn bezigheden voor zich te houden. Of niet. Donnie en ik zijn anders. Wij zijn praters. Soms krijg ik genoeg van mijn eigen verhalen. Ik ben mijn hele leven wildopzichter bij de Natalse Parkraad geweest en als jullie vanavond bij mij om het vuur komen zitten, vertel ik je verhalen tot de zon opkomt. Donnies familie komt uit Portugees Mozambique, het is een interessante geschiedenis en Donnie vertelt het mooi. Maar Cobie... Die is anders. Die zit daar en als ik dierenverhalen vertel, luistert hij zo aandachtig dat ik er soms zenuwachtig van word. En dan stelt hij vragen, voortdurend, bijna ongemanierd. Het is alsof hij mij wil leegtappen, alsof hij alles wil horen, alles wil leren. Als we ergens anders over beginnen, dan haakt hij af, staat op en loopt weg. Want dat vindt hij niet interessant. Het heeft een tijdje geduurd voordat ik eraan gewend was. We vertellen allemaal verhalen over onszelf, de meesten van ons. Het is een manier om de wereld te vertellen wie we zijn, of wie we graag zouden willen zijn. Maar Cobie niet. Het interesseert hem niets hoe mensen hem zien, of niet zien. Hij leeft in een begrensde wereld... eendimensionaal, en mensen maken geen deel uit van die dimensie.'

'Cobie houdt niet van de mens als zodanig,' zegt Branca.

Emma wacht tot hij dat verduidelijkt.

'Hij noemt de mensheid de grootste plaag die de planeet ooit heeft gekend. Hij zegt dat er te veel mensen zijn, maar dat is niet het echte probleem. Hij zegt: "Als mensen moeten kiezen tussen rijkdom en natuurbehoud, dan wint rijkdom altijd. We zullen altijd uitbuiten, we zullen nooit genezen." Daarom weten we zo weinig van Cobie. Ik kan je vertellen dat hij ergens in Swaziland is opgegroeid, ik geloof dat zijn vader boer was, want hij heeft het weleens over een farm gehad. Ik weet dat hij alleen middelbare school heeft. En hij heeft bij Stef Moller gewerkt voordat hij hier kwam. Dat is alles wat ik van zijn geschiedenis weet.'

'En er was een meisje...' zegt Branca.

Nu gaat Emma rechtop zitten. 'Een meisje? Waar?'

'Toen hij bij Stef werkte. Hij heeft er ooit iets over gezegd.'

'Hoe kom ik bij Stef Moller?'

13.

Het is stil in de auto als we bij Wolhuter en Branca wegrijden. Ik bedenk hoe vlot en bedreven Emma le Roux hun vlak voor ons vertrek vertelde dat ze een grote positioneringsfout maakten. Geen hortende, onaffe zinnen, geen haperend ritme. Met de fraaie muzikaliteit van haar stem en het licht van kennis in haar ogen vertelde ze dat de lezing van Donnie Branca voor het publiek uitstekend was, maar dat er iets niet klopte. Als ze daar iets aan deden, zouden de donaties aanzienlijk hoger kunnen worden.

Ze had onmiddellijk hun aandacht.

En toen legde ze hun uit hoe branding, het positioneren van een handelsmerk, werkt. Elk product heeft een 'positie' in het hoofd van de klant. Net als automerken: het ene bezet de positie 'veiligheid', Volvo. Een ander bezet de positie 'rijplezier', bmw. Weer een ander de positie 'betrouwbaarheid', Toyota. Maar een handelsmerk kan niet meer dan een positie bezetten. Dat laat de manier van denken van mensen niet toe. En als een merk het toch probeert, mislukt het gegarandeerd.

Voor Mogale, vertelde ze met deskundig enthousiasme, geldt hetzelfde. De opvang van gieren is fantastisch. Origineel, uniek, sterk, fris, tegendraads: alles wat een sterke positionering nodig heeft. Branca's praatje heeft de volmaakte toon, het is vermakelijk, educatief, emotioneel, het raakt mensen in hun hart. Tot hij over de andere dieren begint, de cheeta's, wilde katten, luipaarden en wilde honden. Dan wordt Mogale gewoon weer een handelsmerk dat alles voor iedereen probeert te zijn.

'Jullie hebben twee keuzes. Geef het zoogdierenprogramma een ander handelsmerk, of laat het helemaal weg uit het praatje. Jullie maken de potentiele donateur enthousiast voor gieren. Hij zit daar te denken hoeveel hij zal geven voor die fantastische zaak... en dan vermenigvuldigen jullie zijn keuzes ineens, zonder reden, en weet hij niet meer waarvoor zijn geld gebruikt gaat worden. Als dit mijn plek was, dan had ik de andere dieren hier weggehaald, weg van de roofvogels, er een ander centrum met een andere naam van gemaakt, waar de lezing en de tour alleen op die soort gericht is.'

Op weg naar buiten bedenk ik dat dit de bevestiging is van mijn vermoeden dat ze over de andere dingen, de overval, Jacobus... 'liegt' is zeker niet het juiste woord. Het is bijna twintig jaar lang mijn werk geweest om bedreigend gedrag aan mensen af te lezen. En de beste indicatie is een verbroken ritme. Iemand die niet meegaat met de stroom, mensen van wie ademhaling, lichaamsbeweging of gezichtspiertjes vreemde dansjes dansen. En de spraakritmes. Iedereen heeft zijn eigen ritme, maar wanneer er opeens een grote verandering is, betekent dat spanning en stress, de boezemvrienden van de leugen.

Waarom en waarover ze liegt, kan ik alleen maar gissen. Mensen bedenken zoveel onverklaarbare, ingewikkelde of eenvoudige redenen. Soms alleen omdat het kan. Maar Emma moet een motief hebben. Dat denk ik op weg naar buiten. Het volgende item op de lijst van overdenkingen zou de formulering van een nieuwe Lemmer-wet over dierenfanatici zijn geweest, maar daar kom ik niet aan toe, want als we het hek van Mogale uit rijden, staat de zilverkleurige Opel Astra aan de overkant te wachten, flagrant en opvallend.

Zwarte man achter het stuur. Blanke passagier.

Maar het is de geweerloop die de adrenaline laat stromen. Hij staat verticaal voor de passagier, de loop zichtbaar voor zijn gezicht, de vorm van vizier en geluiddemper duiden op een R4, of een van zijn broertjes.

Emma is bezig met haar wegenkaart. Ze ziet het niet. Ik zeg niets.

Vuurwapens zijn het grootste probleem voor de lijfwacht, de diepste angst van de ongewapende lijfwacht. Maar het is niet mijn enige zorg. Er is ook de mogelijkheid dat ik het mis heb over Emma, over haar bedreiging, over haar verhouding tot de waarheid. Het zal moeten wachten.

Ik draai de geasfalteerde weg op en geef gas. In de achteruitkijkspiegel zie ik de Astra komen. Absoluut niet discreet. Tweehonderd meter achter ons. Slecht teken.

Ik meerder langzaam vaart, ik wil nog niet dat Emma het weet.

De weg naar Klaserie is breed en recht. Over de 130 wordt de Astra even wat kleiner en dan rijdt hij het gat weer dicht. Over de 150, en ze zijn er nog steeds.

'We zullen door Nelspruit moeten, naar Barberton en dan de R38,' zegt Emma nadenkend. 'Dat lijkt de kortste...' En dan kijkt ze op: 'Zoveel haast hebben we nou ook weer niet.'

Ik haal mijn voet van het gaspedaal. Ik weet wat ik wil weten.

Ze kijkt naar me. 'Alles in orde, Lemmer?'

'Ik wilde even kijken wat deze bmw allemaal kan.'

Ze knikt goedgelovig en begint de kaart op te vouwen.

'Wat vind je van Wolhuter en Branca?'

Zelfs als we niet achtervolgd werden door een gewapende dreiging, zou dit niet mijn favoriete onderwerp zijn. Ik houd niet van mensen als Wolhuter. Er is een Lemmerwet die vaststelt dat degene die zegt: 'Ik ben geen racist, maar...' er juist wel een is. Ik weet zeker dat Wolhuter en Branca haar niet alles hebben verteld wat ze weten, en ik wil niet degene zijn die haar dat nieuws brengt. Naar mijn bescheiden mening is het Mogale Opvangcentrum een ecologische herschikking van de dekstoelen op de Titanic, maar die dingen zijn op dit moment allemaal niet erg belangrijk.

Ik zal het probleem van de Astra moeten oplossen. Ik houd mijn stem vlak en licht wanneer ik zeg: 'Emma, ik moet nu iets gaan doen en ik wil je twee dingen vragen.'

'O?'

'Het eerste is dat je precies doet wat ik zeg, zonder te twijfelen en zonder vragen te stellen. Snap je dat?'

Ze is niet dom. 'Wat is er aan de hand?' vraagt ze met een zorgelijke ondertoon in haar stem en dan kijkt ze achterom. Ze ziet de Astra. 'Is dat... achtervolgen ze ons?'

'Het andere wat je moet doen is kalm blijven. Ademen helpt. Houd je ademhaling langzaam en diep...'

'Lemmer, wat is dit?' vraagt ze benauwd.

Langzaam en rustig zeg ik: 'Luister naar wat ik zeg. Kalm.'

'Ik ben kalm.'

Ruziemaken is nu geen goed idee. 'Dat weet ik, maar ik wil dat je nog kalmer wordt. Ik wil dat je zo koel als een... komkommer wordt.' Ik ben weleens welsprekender geweest. 'Of een tomaat, of een slablaadje of zo,' zeg ik, en dat werkt.

Ze lacht kort en zenuwachtig. 'Ik denk dat dit de langste zin is die je tot nu toe tegen me hebt gezegd.' De benauwdheid is iets gezakt. Ze haalt diep adem. 'Oke. Wat is er aan de hand?'

'Die Astra zit al vanaf het hek van Mogale achter ons... Kijk alsjeblieft niet weer om. Ik zal het moeten aanpakken. Afschudden is geen optie, want die Opel kan ons bijhouden en ik ken de wegen niet goed genoeg...'

'Rijd naar de politie.' Zo simpel. Waarom heb ik dat zelf niet bedacht?

'Dat kunnen we doen. Maar de dichtstbijzijnde politiepost is zestig kilometer verderop. En wat zeggen we tegen de politie? Waar klagen we over? Het probleem is dat de passagier hierachter een vuurwapen heeft. Een R4-geweer. Hij heeft moeite gedaan om dat duidelijk te laten zien. Ik vraag me af waarom, en de mogelijke antwoorden bevallen me niet. Wat ik nu het beste kan doen is hem het geweer afpakken. En dan horen wat hun verhaal is. Maar om dat te doen, moet jij me met die twee dingen helpen. Kun je dat?'

Haar reactie is niet wat ik verwacht.

'Hoe komt het dat je nu wel kunt praten, Lemmer?'

'Sorry?'

'Twee dagen lang doe je net of je het... stille, stomme type bent dat niets kan zeggen, nergens over kan praten, en opeens stroomt dit uit je...'

Stil en stom. Maar ik snap het wel. 'Emma, ik...'

'Ik zit gisteravond tegenover je te janken, en jij zit daar maar. Als een muur.'

'Dit is misschien niet het moment om...'

'In de bouw? Iemand die huizen opknapt? Dat kun je tegen Wolhuter zeggen, maar niet tegen mij.'

'Kunnen we het hier later over hebben?'

'Absoluut.'

'Dank je.'

Ze reageert niet, staart alleen voor zich uit.

'Verderop is een benzinestation. We zijn er vanochtend voorbijgereden. Als ik het me goed herinner is er ook een cafe. Ik stop bij de pomp en dan stappen we meteen uit en gaan we het cafe binnen. Niet te langzaam en niet te snel, gewoon vlot, als mensen die een beetje haast hebben. Oke?'

'Ja.'

'Het belangrijkste is niet naar de Astra te kijken. Ook niet heel even.'

Ze zegt niets.

'Emma?'

'Ik zal niet kijken.'

'En dan moet je op me wachten in het cafe. Je moet daar blijven tot ik terug ben. Dat is heel belangrijk.'

'Waarom daar?'

'Omdat het een bakstenen gebouw is dat beschutting biedt tegen een vuurwapen. Er is publiek. Er zullen andere mensen zijn...'

Ze knikt gespannen.

Ik haal mijn telefoon uit mijn zak. 'Ik heb jouw mobiele nummer hier niet. Voer het snel in.'

Ze pakt het toestel en tikt het nummer in.

'Druk nu op bellen.'

Het duurt even voordat haar telefoon gaat.

'Nu kun je hem weer uitzetten, dank je.'

Ik pak mijn telefoon en stop hem weer in mijn zak.

'Denk aan je ademhaling. Denk aan de komkommer,' zeg ik en dan zie ik het benzinestation en zet de richtingaanwijzer aan.

Ze kijkt niet naar de Astra, al is de verleiding groot.

We lopen samen de treden naar het cafe op en gaan naar binnen. Drie klanten, een kleine, gezette vrouw achter de toonbank. De geur van zout en azijn.

'Blijf daar achter,' gebaar ik naar de hoek waar de koelkast met frisdrank staat. De stopwatch in mijn hoofd loopt.

Dertig seconden.

Ik zoek de achterdeur. Achter een withouten schot is een keukentje waar een zwarte vrouw aan een tafel een tomaat in plakken snijdt. Ze kijkt verbaasd op. Ik leg mijn vinger op mijn lippen en loop langs haar naar de houten deur die hopelijk naar buiten leidt. Ik duw de klink omlaag, de deur zwaait open.

Buiten staan vier, vijf auto's in diverse stadia van verval of reparatie. Twee mannen staan bij de motorkap van een ervan. Ze horen mijn voetstappen als ik langsloop naar de zoom van een mopanebos daarachter.