Onzichtbaar - Onzichtbaar Part 6
Library

Onzichtbaar Part 6

Hij heeft geen zin om het te vertellen. Hij trekt aan zijn felgele das, zijn brede schouders rollen onder de witte stof. 'Mogale. Wilt u uw foto daar ook laten zien?'

'Als u het goedvindt.'

'U gaat voor problemen zorgen.'

'Inspecteur, ik verzeker u...'

'U begrijpt het niet. U denkt dat ik u niet wil helpen. U denkt wat doet die man moeilijk...'

'Nee, inspecteur...'

Hij steekt zijn hand op. 'Ik weet dat u dat denkt. Maar u kent de problemen niet. Er zijn hier grote problemen. Tussen uw mensen en de zwarten.'

'Mijn mensen?'

'Blanken.'

'Maar ik ken hier niemand.'

'Doet er niet toe. Er zijn grote problemen. Mensen vechten hier de hele tijd. Er zijn veel spanningen. De zwarten zeggen dat de blanken Cobie de Villiers verstopt houden. Ze zeggen dat de blanken alleen om de dieren geven. De mannen die dood zijn, die hebben familie. Die families zijn woedend. De dieren zijn wilde dieren. Die zijn van de bevolking. Het zijn niet de dieren van de blanken.'

'Dat begrijp ik...'

'Dus als u vragen gaat lopen stellen, veroorzaakt u alleen maar problemen.'

'Inspecteur, ik geef u mijn woord dat ik geen problemen zal veroorzaken. Ik ben hier niet vanwege de moorden. Ik heb erg te doen met de familie van die mannen. Ik heb ook mijn hele familie verloren. Ik wil alleen praten met de mensen die met deze man hebben gewerkt. Ik laat ze de foto zien, en als ze zeggen dat hij niet degene is die ik zoek, ga ik naar huis, en zal ik u nooit meer lastigvallen.'

Hij kijkt haar fronsend aan, strak, alsof hij haar met wilskracht wil ontmoedigen. Emma kijkt terug met een ontwapenende, bijna kinderlijke ernst.

Phatudi is degene die toegeeft. Hij zucht diep, trekt een map naar zich toe, slaat hem open en haalt er een foto uit die hij nijdig over de tafel schuift, tot naast de foto die Emma heeft meegebracht, de twee netjes naast elkaar.

Emma buigt zich erover en bestudeert de foto's. De inspecteur kijkt naar haar. Ik zweet en kijk naar een poster aan de muur waarop mensen wordt afgeraden misdaden te plegen.

Zo blijven ze een minuut of twee zitten, de kleine Emma en die rots van een rechercheur, in doodse stilte.

'Het is Jacobus,' zegt Emma, meer tegen zichzelf.

Phatudi zucht.

Emma pakt beide foto's op en laat ze aan mij zien. 'Wat denk jij, Lemmer?'

De foto van Jacobus le Roux is zwart-wit, een jonge soldaat met een tropenhoedje op die naar de camera glimlacht. Dezelfde hoge jukbeenderen als Emma, dezelfde wat uitstekende hoektanden. Hij heeft iets intens, iets dringends, hij wil de fotosessie achter de rug hebben, want de wereld wacht op hem. Een gemak, een zelfvertrouwen, hij houdt van de camera en van wat die zal vastleggen. Mijn vader is rijk en mijn leven ligt voor me open als een rijpe granaatappel.

Op de foto van Phatudi staat Cobie de Villiers, in kleur maar kleurloos, een vergroting van wat alleen maar een pasfoto kan zijn. De Villiers lijkt levensmoe. Geen glimlach, een uitdrukkingloos gezicht en doffe ogen, een man zonder vooruitzichten. De enige mogelijke overeenkomst zijn de jukbeenderen, maar die zijn slecht te zien, daarvoor is geloof nodig, of hoop.

'Ik zie het niet.'

'Inderdaad,' zegt inspecteur Jack Phatudi in het Afrikaans. 'Het is niet te zien.'

Emma kijkt hem verbaasd aan. 'En we zitten de hele tijd Engels te praten, inspecteur,' zegt ze.

Hij haalt zijn schouders op. 'Ik spreek ook sePedi, Tshivenda en isiZulu. Jullie zijn in het Engels begonnen.'

Emma legt de foto's zo op tafel dat Phatudi ze kan zien. 'Kijk naar de ogen, inspecteur. En de vorm van het gezicht. Neem deze foto en tel er twintig jaar bij op. Het is Jacobus... het is mogelijk dat het Jacobus is.'

Hij schudt zijn hoofd. 'Wat is dat voor woord, "mogelijk"? Weet u wat mijn werk is, mevrouw? Ik moet een zaak bouwen tegen deze man.' Hij tikt op de foto van de futloze Cobie de Villiers. 'Ik moet hem vinden en ik moet hem voor de rechter slepen en bewijzen dat hij overtuigend en wettig schuldig is. Overtuigend en wettig. Die rechters gaan tegen je tekeer. Ze zullen tegen me tekeergaan als ik met "mogelijk" aan kom zetten. Snapt u dat?'

'Dat snap ik. Maar ik wil niemand voor de rechter slepen.'

Hij pakt zijn foto en doet hem terug in de map.

'Is er nog iets, mevrouw?'

'Inspecteur, wat is er gebeurd met de mensen die vermoord zijn?'

De frons wordt dieper. 'Nee, mevrouw, dat is sub judice, dat kan ik u niet vertellen.'

In de bmw bestudeert Emma heel geconcentreerd de kaart. Ik richt de koude wind van de airco op mijn voorhoofd. Wat een opluchting. Emma kijkt op. 'Kunnen we bij een benzinestation stoppen? Ik wil uitzoeken waar dat opvangcentrum van Mogale is.'

Ik trek op. 'Goed, mevrouw,' imiteer ik de fronsende Phatudi zonder erbij na te denken, en ze lacht, verrassende, heldere muzieknoten.

'Die inspecteur is een interessante man,' zegt ze, en als haar lach bedaart, voegt ze er als een soort toetje aan toe: 'En jij ook.'

Ik met de rechercheur samen in een hokje... Ik weet niet zeker of dat terecht is, maar ik ga er niet op reageren.

'Daar... daar is een pomp, kom, we gaan het daar vragen.'

Ik zet de richtingaanwijzer aan en sla af.

10.

Het centrum ligt onder aan de helling van de Mariepskop, de berg met zijn onheilspellende roodbruine rotswanden die als een strenge gezagsdrager over de vlakte waakt.

mogale rehabilitation centre staat er in groene sierletters, een logo met de kop van een roofvogel en een uitnodiging om binnen te komen. En een rooster: times of our rehab tours mondays to saturdays: * 1st tour starts at 09h30 * 2nd tour starts at 15h00 'We zijn precies op tijd,' zegt Emma en ze stapt uit om het hek open te doen.

Ik rijd erdoor. Aan de andere kant van het hek hangt nog een instructie aan een paal. wild animals. please remain in your vehicle. Emma stapt weer in. Na een kilometer zegt ze: 'Kijk,' en ze wijst naar een zwerm gieren die zich bij een karkas verzameld hebben. 'Zouden ze de vogels hier voeren?'

Het centrum is uitgestrekt kooien, moestuinen en grasvelden en een overdekte parkeerplaats. visitors: please park here. Een jongeman in kaki en groen, kennelijk het uniform van het hele Laeveld, wacht ongeduldig bij het hek. We stappen uit.

'We gaan net met de rondleiding beginnen,' zegt hij, niet onvriendelijk overigens. Hij is een kop groter dan ik, brede schouders, atletisch zelfvertrouwen. Emma's type.

We lopen door. Naar een gebouwtje met een rieten dak, een auditorium met houten bankjes die afdalen naar een podium. Er zitten al mensen, groot en klein, camera's om de nek, blikjes frisdrank in de hand. Op de muur achter het podium is een natuurtafereel geschilderd: roofvogels en aasvogels in de lucht, een luipaard, hyena's en gnoes in het hoge gras tussen doringbomen. De jongeman gaat midden op het podium staan. 'Goedemorgen, dames en heren, welkom in het Mogale Opvangcentrum. Ik ben Donnie Branca, en ik ben vanochtend uw gids.'

Hij kijkt naar ons en zegt: 'Aasgieren.' Een ongemakkelijk moment lang denk ik dat hij het over zijn publiek heeft.

'Ze zijn niet lief, ze zijn niet schattig. Sterker nog, we vinden het afzichtelijke beesten. Ze kibbelen en krijsen om een stinkend karkas, vechten om rottend vlees. Aaseters met kraalogen, mottige nekken en haaksnavels, vaak tot hun oogbollen onder bloed, slijm en darmen. Echt walgelijk. Dus hebben de meeste mensen niks met gieren. Maar laat me u wel vertellen, wij hier in Mogale hebben niet alleen iets met gieren, we houden van ze. Hartstochtelijk veel.'

Er is iets in de toon en stijl van Donnie Branca's woorden wat me vaag bekend in de oren klinkt. Hij praat soepel en makkelijk, geoefend en geolied, met overtuiging en enthousiasme.

Hij zegt dat gieren het grootwild van de gevederde wereld zijn, een onmisbare schakel tussen zoogdieren en vogels in het brede spectrum van de natuur. Ze zijn ecologisch noodzakelijk, de schoonmakers van het land, die rottende karkassen met huid en haar verorberen voordat er ziektes kunnen uitbreken die lager en hoger in de voedselketen voor ellende kunnen zorgen. Gieren maken deel uit van een evenwicht, zegt hij, een volmaakt, wankel evenwicht dat honderdduizenden jaren in Afrika de levenscycli heeft bepaald.

'Totdat wij mensen het evenwicht verstoorden.'

Branca laat dat even inzinken voordat hij verdergaat: het probleem met gieren is dat ze zich niet laten tegenhouden door de omheiningen van de nationale en particuliere wildparken. Ze bestrijken vaak een gebied dat vier, vijf keer zo groot is als het Krugerpark. En daar begint het probleem. Ze maken nesten in bergen en kloven, in bomen en bossen, waar hun voorvaderen al duizenden jaren broeden, maar de mens heeft die gebieden overgenomen. En de misvatting bestaat dat gieren het kleinvee en pluimvee van de boeren vangen. Daarom worden ze doodgeschoten.

'Daarnaast is er nog het geloof onder de plaatselijke bevolking dat gieren magische krachten hebben. Mensen geloven dat gieren bovennatuurlijke ogen hebben, waarmee ze niet alleen van enorme afstand voedsel kunnen vinden, maar ook in de volgende dag kunnen zien. Met andere woorden, de toekomst kunnen zien. Sinds we in Zuid-Afrika een nationale loterij zijn begonnen, hebben medicijnmannen, of sangoma's zoals ze liever genoemd worden, voor een fortuin aan gierenkoppen verkocht aan gretige gokkers, want mensen denken dat het een talisman is waarmee ze de toekomst kunnen zien, een tovermiddel waarmee ze de cijfers kunnen voorspellen.'

Naast me zit Emma heel aandachtig te luisteren.

'De markt voor lichaamsdelen van gieren is de laatste paar jaar de pan uit gerezen. Schat eens voor hoeveel een gierenkop nu van de hand gaat? Vijfhonderd rand? Duizend? Ik zal het u vertellen, tot wel tienduizend rand. Maar de sangoma's kopen de dode gieren van stropers voor misschien twee- of driehonderd rand per stuk. En hoe vangen de stropers gieren? Ze vergiftigen ze. Ze leggen een karkas neer dat vol gif zit, en zo vermoorden ze honderd of tweehonderd vogels tegelijk. Maar ze zijn te voet en kunnen er maar tien of twintig meenemen, dus blijft de rest daar gewoon liggen wegrotten.'

Het publiek mompelt verontwaardigd, maar Donnie Branca is nog lang niet klaar. Hij begint cijfers van verliezen op te sommen, elke soort een uit het hoofd geleerd riedeltje in het Engels, Afrikaans en Latijn: de magnifieke Bearded Vulture/lammergier/Gypaetus Barbatus die in het verleden in het Lesothogebergte broedde, is in die streek helemaal uitgeroeid. 'Volledig vernietigd. Niets meer, niet een, geen enkele vogel.' Aan de Zuid-Afrikaanse kant zijn nog maar negen broedparen over. 'Negen, dames en heren. Negen.'

Ik weet al aan wie de man me doet denken. Er was een lekenpredikant in de gevangenis, een wedergeboren roofovervaller van de Kaapse Vlakte, Job Tieties, die 's avonds voor zichzelf en een handvol gelijkgestemde broeders een mis opdroeg, met de bijbel in de hand. Zijn stem klonk door de cellen met dezelfde dringende, evangeliserende toon.

De Cape Vulture/Kaapse gier/Gyps Coprotheres, die ooit zoveel voorkwam in Afrika, is helemaal uitgestorven in Swaziland, staat op de lijst van ernstig bedreigde vogels in Namibie en er zijn nog maar tweeduizend broedparen op de wereld. 'Tweeduizend. Denkt u zich eens in dat er nog maar tweeduizend mensen over zouden zijn op de hele wereld. Probeert u zich dat eens voor te stellen. Een eeuw geleden waren er nog honderdduizend Kaapse gieren in Zuid-Afrika. Deze ongelooflijke vogel met een spanwijdte van tweeenhalve meter, die de hele dag op de thermiek boven het Afrikaanse land kan drijven en moeiteloos zevenhonderdvijftig kilometer aflegt, de afstand van Bloemfontein naar Kaapstad, hemelsbreed. Nog maar tweeduizend broedparen over. Een schande, een tragedie, een ramp. Waarom? Waarom zouden we het erg moeten vinden dat ze verdwijnen, die walgelijke, lelijke, smerige vogels?

Omdat de natuur een verfijnd stukje ingenieurswerk is,' zegt hij. 'Het is Gods horloge, waarin elk radertje, elk veertje van cruciaal belang is om ecologisch de precieze tijd bij te houden. Dat zal ik verduidelijken: elke gier heeft zijn plek, zijn functie, zijn rol. Verschillende gieren eten verschillende delen van een karkas de snavel en het lijf van elke gier zijn aangepast aan iets specifieks. De Hooded Vulture/kapgier/Necrosyrtes Monachus is de eerste die begint te eten. Zijn scherpere, kleinere snavel kan de huid van het dode dier openscheuren, een haastig proces voor een paar repen vlees voordat de grotere, dominerende soort aankomt. Maar het is onontbeerlijk, want zonder hem kunnen de binnenvreters hun werk niet doen.

De Kaapse gieren zijn het gepeupel van het karkas. Hoog boven het Afrikaanse land zwevend, speuren ze naar tekens, naar leeuwen en hyena's, kraaien, raven en jakhalzen, die op een karkas wijzen, en dan komen ze aanzetten, zwermen die in grote cirkels afdalen en in de buurt van de eetplek luidruchtig vergaderen tot ze zeker weten dat de kust veilig is. En dan begint het gedrang, de grote strijd om in het karkas te komen. Door zijn kale nek is hij een binnenvreter. De gigantische snavel en de sterke tong, in de vorm van een troffel, scheuren grote stukken vlees los binnen drie minuten kan hij een kilo vlees verorberen.

Maar de koning van het karkas is de Lappet-faced Vulture/oorgier/Aegypius Tracheliotos. Staand is hij een meter hoog,' wijst hij met zijn hand vanaf de grond. 'Hij heeft de ongelooflijke spanwijdte van bijna drie meter, ongeveer twee keer zo groot als van elke andere gier, en hij trekt zich niets aan van de andere soorten. Oorgieren kunnen tot elfhonderd kilometer door de lucht reizen, komen altijd als laatste bij het karkas aan, en domineren dat vervolgens. Maar wat interessant is: ondanks hun formaat en hun houding strijden ze niet om voedsel met andere soorten, want ze zijn speciaal toegerust om de huid en bindweefselbanden te eten en zij zijn de enige die dat doen. Is dat niet opmerkelijk?'

Om ons heen knikken hoofden verbaasd. Ik moet toegeven: hij is goed.

'De natuur verspilt niets,' zegt Branca. 'Er is zelfs een aasvogel die de botten opruimt: de lammergier. Hij zal vaak als eerste bij een karkas zijn, maar wacht dan zenuwachtig aan de kant tot er botten beschikbaar zijn. Kleinere stukjes bot worden in hun geheel doorgeslikt. Het is soms grappig om te zien hoe een botje dwars de keel in gaat. Grotere stukken bot neemt de lammergier mee de lucht in en dan laat hij ze van grote hoogte kapot vallen op de rotsen, waarna hij terugkomt om ze naar binnen te werken.

Als we ze vergiftigen, of als ze gedood worden door elektriciteitskabels tijdens een duikvlucht, of als de boeren ze afschieten of hun broedgronden afnemen, dan stopt Gods klok met tikken. Niet alleen voor hen, dames en heren, maar voor de hele natuur. Rottende karkassen zorgen voor aasvliegen... en ziektes, die zich verspreiden naar zoogdieren, reptielen en andere vogels. Vaak ook naar mensen. De voedselketen wordt doorbroken, het delicate evenwicht wordt verstoord, en het hele systeem stort in. Daarom hebben we iets met gieren in Mogale, daarom houden we van ze. Daarom waken we nachtenlang bij vergiftigde vogels en verzorgen we ze tot ze genezen zijn. Daarom ontgiften we ze, repareren we hun vleugels, voederen we ze met veel geduld en laten ze weer vrij in het wild. Je kunt ze niet in gevangenschap fokken, maar je kunt ze wel genezen, en je kunt de gewonde en zieke dieren redden. Je kunt eropuit gaan om boeren en sangoma's voor te lichten, met ze te praten, te smeken, uit te leggen dat de natuur een eindige bron is, een verfijnd, kwetsbaar instrument. Maar daarvoor zijn faciliteiten en mankracht, training, voedsel, toewijding en aandacht nodig. En al die dingen kosten geld. We krijgen geen financiele steun van de overheid. Mogale is een particulier initiatief, dat draaiende wordt gehouden door vrijwilligers die lange uren maken, zeven dagen per week en bijdragen van mensen als u. Mensen die het belangrijk vinden, mensen die graag willen dat hun kinderen over tien, twintig, vijftig jaar nog kunnen zien hoe een Kaapse gier zijn fantastische vleugels spreidt en op de Afrikaanse thermiek drijft.'

Donnie Branca zwijgt even, een kort, betekenisvol moment. Ik ben bereid om hem op slag geld te geven.

'We hebben ook fokprogramma's voor servals, wilde honden, luipaarden en cheeta's,' zegt Branca, en naast me schudt Emma haar hoofd en zegt zachtjes: 'Nee.'

Ik kijk haar verbaasd aan. 'Slechte branding,' fluistert ze. 'Ik leg het straks wel uit.'

Dan nodigt Donnie Branca ons uit om samen met hem naar de dieren te gaan kijken.

11.

Emma staat in de grote kooi met een enorme leren handschoen aan haar rechterhand waarmee ze een stuk vlees vasthoudt. De gier vliegt op van de grond met het geluid van een draaiende windmolen en landt met uitgestrekte klauwen op de handschoen. Ze verdwijnt bijna achter zijn reuzenvleugels, die gespreid zijn om in balans te blijven, en de vogel is zo zwaar dat ze haar uitgestrekte arm met de andere hand moet stutten.

'Houd het vlees zo stevig mogelijk vast,' zegt Donnie Branca. Maar dat helpt niet, de snavel sluit zich om de reep en trekt hem moeiteloos uit haar greep.

Ik sta achter de andere bezoekers, bij de deur van de kooi. Ik zie de kinderlijke verwondering op Emma's gezicht.

'Allemachtig,' zegt ze, en dan vliegt de gier van haar hand en de lange veren van zijn vleugels strelen Emma's korte haar. De mensen klappen.

Donnie Branca staat bij het hek, achter de collectebus, om de bezoekers te bedanken en afscheid te nemen. Emma zorgt ervoor dat we helemaal achteraan lopen. Branca glimlacht naar haar en steekt zijn hand uit. 'Je was een kanjer met het voederen,' zegt hij.

'Meneer Branca...' Ze schudt zijn hand.

'Donnie, alsjeblieft.' Hij mag haar.

'Ik ben Emma le Roux. Ik wil graag met iemand over Jacobus de Villiers praten.'

Het duurt even voordat hij de omslag heeft gemaakt. De gave, witte tanden verdwijnen. 'Cobie?'

'Graag,' zegt Emma.

Branca kijkt naar haar alsof hij haar voor het eerst ziet, met aanzienlijk minder belangstelling. 'Ben je van de krant?'

'Ik ben consultant in Kaapstad. Jacobus is mijn broer.' Ze ritst haar tas open.

'Uw broer?'

Emma haalt de foto tevoorschijn. Ze geeft hem aan Branca. Hij pakt hem aan en bestudeert hem.

'Maar Cobie... ik dacht...' Hij geeft de foto terug. 'Ik denk dat je met Frank moet praten.'

'Frank?'

'Frank Wolhuter. De manager. Ik weet niet of hij beschikbaar is.'

Het kantoor van Wolhuter heeft geen airco. Het ruikt er doordringend naar beesten, zweet en pijptabak. Hij staat op en steekt zijn hand uit naar Emma terwijl zijn blauwe ogen haar van top tot teen opnemen. Hij is tanig als biltong, met een grijs sikje en dik grijs haar dat nodig geknipt moet worden. Hij stelt zich voor met de gemoedelijke glimlach van iemand die goed nieuws verwacht.

'Emma le Roux, en dit is meneer Lemmer.'

'Ga zitten. Wat kan ik voor jullie doen, beste mensen?' Hij moet achter in de vijftig zijn, zijn gezicht heeft de diepe groeven van een leven lang in zon en wind.

We gaan zitten.

'Ik heb het vermoeden dat Cobie de Villiers mijn broer is,' zegt Emma.