Onzichtbaar - Onzichtbaar Part 31
Library

Onzichtbaar Part 31

De zon komt op aan de andere kant van Hazyview, de eerste dag van het nieuwe jaar.

Ik stop bij een benzinepomp en ga naar de wc. Ik ruik haar nog als ik mijn gulp opendoe om te plassen. Ik was mijn geslachtsdeel in de wasbak, met de roze vloeibare zeep, die scherp en zoet ruikt. Ik scheer me, poets mijn tanden en was mijn gezicht. Ik voel me niet schoon.

Dan rijd ik naar het ziekenhuis waar Emma ligt, en bedenk wat ik moet doen, maar mijn hoofd wil andere wegen bewandelen.

Ik heb op en in haar gelegen en in de verzengende hitte van het ogenblik heb ik 'Sasha' gezegd en toen gebeurde er iets met haar gezicht, een kort ogenblik van diepe blijdschap, alsof ze ontdekt was, als een eiland.

Ze is gezien.

'Ja!' antwoordde ze met gloeiende groene ogen.

Ik herinner me de eerste keer dat iemand mij zag.

Mijn eerste jaar als lijfwacht, bij de minister van Transport. Een zomerochtend op zijn boerenbedrijf. Ik wilde tegen zonsopgang gaan hardlopen over de paden tussen de maisvelden. Hij kwam met een breedgerande hoed en een wandelstok het huis uit.

'Loop met me mee, Lemmer,' zei hij, en we wandelden in stilte naar de heuvel vanwaar hij zijn hele bezit kon overzien.

Hij was een roker. Helemaal boven ging hij op een rots zitten, stak rustig zijn pijp op en vroeg: 'Waar kom jij vandaan?' En toen vertelde ik hem de hoofdlijnen, maar daar nam hij geen genoegen mee. Hij kon goed met mensen omgaan. Hij zorgde dat ik me openstelde, zodat ik ten slotte, terwijl de zon achter onze rug opkwam, alles vertelde. Over mijn vader en moeder en mijn jaren in Seepunt. En toen ik klaar was, dacht hij lang na. En zei: 'Jij bent dit land.'

Ik, twintig jaar oud en nog nat achter de oren, vroeg: 'Meneer?'

'Weet je wat dit land heeft gemaakt tot wat het is?'

'Nee, meneer?'

'De Afrikaner en de Engelsman. En jij bent alle twee.'

Ik gaf geen antwoord. Hij staarde in de verte en zei: 'Maar jij hebt keuzes, lieve jongen.'

Lieve jongen.

'Ik weet niet of het land nog keuzes heeft. De claustrofobie en agressie van de Afrikaner en de sluwheid van de Engelsman. Die hebben ons tot hier gebracht. En dat werkt niet in Afrika.'

Ik was verbijsterd. Hij was nota bene lid van het kabinet van de Nasionale Party.

Hij klopte zijn pijp uit tegen een kei en zei: 'Umuntu ngumuntu ngabantu. Weet je wat dat betekent?'

'Nee, meneer.'

'Dat is Zoeloe. Daar komt het woord 'ubuntu' vandaan. Dat betekent veel dingen: we kunnen alleen mens zijn via andere mensen. We zijn onderdeel van een geheel, van een grotere groep. Onlosmakelijk. De groep is het individu. Het betekent dat we nooit alleen zijn, maar het betekent ook dat schade aan een ander schade aan jou is. Het betekent medeleven en respect en broederliefde en bekommernis en compassie.'

Toen keek hij mij aan vanachter zijn dikke bril en zei: 'Dat is waar de blanke in Afrika naar moet zoeken. En als hij het niet vindt, zal hij altijd een vreemdeling in dit land zijn.'

Ik was te jong en te dom om te begrijpen wat hij bedoelde. Maar ik ben er door de jaren heen over blijven tobben. Ik heb mezelf en andere mensen bestudeerd, ik heb nagedacht en vraagtekens gezet. Ik heb het talent ontwikkeld om in hun uiterlijk en optreden tekenen van bedreigend gedrag te zien, maar ook om hun levensverhaal te raden en me af te vragen: hoe ben ik een mens via hen?

Ik heb me afgevraagd waarom ik niet in staat was deel van een geheel uit te maken. De samenleving is een primitief, eencellig organisme met een selectief doorlaatbaar membraan en ik kan niet geselecteerd worden, mijn vorm is te vreemd.

Toen ik later meer overzicht had, wilde ik dat ik weer met de minister kon praten, daar op de heuvel. En tegen hem zeggen dat Afrika inderdaad de bron van ubuntu is. In de ogen van veel mensen zie je de zachtheid, het medeleven, de welwillendheid, de verschrikkelijke hunkering naar vrede en liefde.

Maar het continent heeft een andere kant, een yang tegenover de yin van ubuntu. Het is een broedplaats van geweld. Ik zou tegen hem willen zeggen dat ik ook in anderen kan herkennen wat ik geworden ben dankzij mijn genen en de meedogenloze tucht van mijn vader: de afwezigheid in de ogen, alsof er iets vanbinnen dood is, van de man die het niet meer erg vindt om pijn te hebben en de aandrang voelt om anderen pijn te doen.

En nergens heb ik dat vaker gezien dan in Afrika. In mijn omzwervingen met de ministers van de Nasionale Party en het anc heb ik de wereld gezien: Europa, het Midden-Oosten, het Verre Oosten en mijn eigen continent. En hier, aan de wieg van de mensheid, in de ogen van dictators en politici, politieagenten, soldaten en lijfwachten en ten slotte mijn medegevangenen heb ik de meeste bloedbroeders herkend. In Congo en Nigeria, Mozambique en Zimbabwe, Angola en Oeganda, Kenia en Tanzania en in de Brandvlei-gevangenis. Mensen die door geweld geschapen zijn en het geweld als een evangelie uitdragen.

Soms voel ik een diepe behoefte om anders te zijn. Om bij het broederschap van respect, medeleven en compassie te horen, die verbijsterende ondersteuning en onbaatzuchtigheid. Het is de genetische echo van mijn voorvaderen die lang geleden Afrika verlaten hebben, het sein is te zwak, de afstand te groot.

Ik zit er niet mee. Het is zoals het is. Ik ben wat ik ben. Een blanke man op het continent van ubuntu.

In de vipsuite vertelt B.J. Fikter dat de nacht zonder bijzonderheden is verlopen. Hij maakt zich op om naar bed te gaan. Ik pak alleen Emma's telefoon en oplader en ga op zoek naar Eleanor Taljaard.

Ze zegt dat het een slecht teken is dat Emma nog in coma ligt. 'Er is de laatste 72 uur geen verandering opgetreden, Lemmer. Dat is het probleem. Hoe langer iemand in coma blijft, hoe slechter de prognose wordt.'

Ik wil vragen of ze er niets aan kunnen doen, maar ik weet wat het antwoord zal zijn.

'Eleanor, ik zoek een huis dat ik een paar dagen, misschien een week kan huren, in de omgeving van Klaserie. Maar geen toeristenplek. Afgelegen. Een oude hoeve of zo...'

'Bij Klaserie?'

Ik knik.

'Waarom daar?'

'Dat moet je niet vragen.'

Ze schudt haar hoofd. 'De politie bewaakt haar. Jouw mensen bewaken haar. Wat is er aan de hand? Is ze in gevaar?'

'Hier is ze veilig. Ik wil alleen zorgen dat ze ook veilig is als ze hier uit komt.'

Het gezicht van de dokter is onpeilbaar, maar dan schudt ze met een kleine schouderbeweging haar vragen af en ze zegt: 'Ik zal even bij Koos informeren.'

Ze belt haar man en brengt mijn verzoek aan hem over.

'Koos zegt dat het nieuwjaarsdag is. Alleen dokters en verliefde mensen werken.'

'Zeg dat het dringend is, alsjeblieft.'

Ze herhaalt mijn woorden en maakt aantekeningen op een schrijfblok met het logo van een medicijn. Ze vraagt mijn mobiele nummer en geeft dat door aan Koos. Als ze de telefoon neerlegt, scheurt ze het vel papier af en zegt: 'Koos zal zorgen dat Nadine Bekker je belt. Zij doet in onroerend goed. Maar gun hem even de tijd. Hij wil een beetje... druk uitoefenen. Daar is hij goed in.'

'Heel erg bedankt.' Ik sta op.

'Lemmer...' zegt ze. 'Ik hoop dat je weet wat je doet.'

'Dat zullen we moeten afwachten,' zeg ik.

Het enige wat open is voor het ontbijt is een Wimpy. Ik bestel het Double-Up Breakfast en zit aan de eerste van twee grote koppen koffie als Nadine Bekker belt. Ze heeft een hoge stem en praat snel, als iemand die buiten adem en te laat is. 'Dokter Koos Taljaard zegt dat u een noodgeval bent, maar ik moet bekennen dat het een uitdaging zal zijn om te vinden wat u zoekt. De mensen willen niet voor korte termijn verhuren.'

'Ik zal voor een maand betalen.'

'Dat helpt misschien. Geef me even de tijd, het is nieuwjaarsdag, ik weet niet of ik de mensen te pakken kan krijgen. Ik bel u zo terug.'

Een kelner met rode ogen brengt me mijn ontbijt. De kok is op hetzelfde feestje geweest de eieren zijn van rubber, de varkensworst droog. Ik moet iets eten. Ik bestel nog een koffie om het mee weg te spoelen en kijk naar het handjevol andere mensen in het restaurant. Ze zijn alleen, of zitten twee aan twee aan een tafeltje met gebogen hoofd en kromme schouders gedempt te praten. Zie ik er ook zo uit? Wat verloren, een beetje eenzaam, bijna beschaamd dat een Wimpy-ontbijt het beste is wat we op de ochtend van deze feestdag kunnen doen?

Ik heb een zinloos schuldgevoel dat ik niet afgeschud krijg. Het heeft met Emma te maken, een deel ervan is haar toestand en mijn werkethiek hoe kan ik, als ik verondersteld word te werken, fysiek genot najagen terwijl zij in coma ligt? Dat is het makkelijkste deel om over na te denken en af te schudden. Het andere deel is moeilijker, want de kern ervan is hoe ik over haar... In hoeverre heeft ze me gemanipuleerd om van haar te houden, met haar te sympathiseren, me in te zetten voor haar zaak? Hoeveel was doelbewust? Hoeveel van mijn onbehagen heeft te maken met het feit dat ik haar niet heb kunnen beschermen, dat zij de eerste is bij wie ik professioneel gefaald heb? Het is een mijnenveld van het geweten.

En bovendien was ik nergens op uit. Het gebeurde gewoon. En het was tien maanden geleden dat ik met een vrouw was. Daarom was vannacht zo intens. Het kan gebeuren, soms ontmoet je een vrouw met evenveel honger, evenveel woede, evenveel...

Mijn telefoon gaat. Het is Nadine Bekker. 'Ik heb twee mogelijkheden voor u, er zijn er nog een paar, maar die nemen hun telefoon niet op; als ik meer tijd heb, kan ik misschien iets regelen. Wilt u gaan kijken?'

Ze is in de vijftig, bolrond, druk, met kort, blond geverfd haar en een overdadige trouwring aan een mollige vinger. Ze is gekleed alsof ze op weg is naar de kerk, haar hoge hakken tikken haastig over het asfalt als ze naar mijn auto komt lopen.

'Wacht, niet uitstappen, hallo, ik ben Nadine, aangenaam, rijd maar achter me aan, dan laat ik u het eerste huis zien, het is hier vlakbij.'

Het kan niet al te slecht gaan in het Laeveldse onroerend goed, want ze rijdt in een witte Toyota Prado, maar niet zo snel als ze praat.

Het eerste huis is bij Dingleydale, ten oosten van de R40, zo'n tien kilometer van het huis van Edwin Dibakwane met het roze beton. Het staat recht aan de weg en binnen gezichtsafstand is een kluitje huizen.

Ik houd achter haar stil en stap uit. 'Dit zal helaas niet gaan.'

'Het spijt me, ik weet niet precies wat u zoekt, we bepalen meestal eerst de woonbehoeften, Koos heeft alleen gezegd een huis op een plantage of een hoeve.'

'Ik zoek iets wat meer afgelegen ligt.'

'Dat is dat andere huis wel, maar het is een beetje verwaarloosd, als u geen bezwaar hebt tegen verwaarloosd, en er is geen elektriciteit, alleen gas, het is van een advocaat in Pretoria, hij heeft meerdere huizen, maar er woont niemand, hij heeft het als belegging gekocht. Het uitzicht op de berg is prachtig en er is een rivier.'

'Ik heb geen bezwaar tegen verwaarloosd.'

'Dan gaan we kijken, misschien is het precies wat u zoekt, en de huur is wat lager ook, u zult wel voor de hele maand moeten betalen, maar u zei dat dat geen probleem was?'

'Nee.'

We rijden verder, naar het noorden over de R40 en dan linksaf bij Green Valley. De Mariepskop ligt recht voor ons met zijn dichtbegroeide hellingen.

Na vijftien kilometer stoffige bochten stopt ze bij het hek van een boerderij, springt uit de auto en beduidt dat ik moet wachten. Ze rommelt met een bos sleutels, duwt het hek open en roept: 'Laat maar open, we komen hier ook weer naar buiten.'

Er staat een verroeste paal naast het hek met een bijna onleesbaar verbleekt naambord met zes kogelgaten erin. motlasedi.

We rijden over een ruw karrenspoor naar beneden. Ik maak me zorgen over de bodemhoogte van de Audi. Na het hek is het eerst grasland, maar binnen tweehonderd meter wordt het een dicht bos. We rijden door een boomtunnel, het dak van de Prado schuurt langs takken en bladeren.

Het huis staat meer dan een kilometer van de onverharde weg, een hoeve, zestig jaar oud, misschien meer, golfplaten dak, vergeelde gepleisterde muren, een grote schoorsteen. De veranda kijkt uit over iets van water, eerder een stroompje dan de beloofde rivier. In het westen wordt de horizon beheerst door de pieken van de Mariepskop.

Niet volmaakt, maar bruikbaar. Het erf is groot en open genoeg om iemand van honderd meter afstand te zien aankomen. Het nadeel is dat het dichte bos verderop beschutting kan bieden. Maar het is ook moeilijk begaanbaar en voor zover ik kan zien is er maar een bruikbare toegangsroute, dankzij de hoge berg en het oerwoud aan de andere kant van het stroompje.

Ze stapt uit en wacht op me.

'Wat betekent Motlasedi?' vraag ik.

'Ik weet het niet, maar ik zal het opzoeken. Kom, we gaan binnen kijken, ik weet niet hoe het eruitziet, het huis is lang afgesloten geweest, maar er staan een paar meubels; wat gaat u hier doen, zo ver bij alles vandaan?' Ze loopt behendig op haar hoge hakken de drie treden van de veranda op en rinkelt met haar sleutelbos voordat ze de juiste sleutel heeft gevonden om de deur mee open te doen.

'Ik zoek alleen wat stilte,' zeg ik.

'Een mens heeft stilte nodig, dit is de zitkamer, er staat ook iets om op te zitten, de keuken is daar, gasfornuis en gasoven en gaskoelkast, u zult ze alleen aan de praat moeten krijgen, ik zie dat het een beetje stoffig is, ik kan het eerst voor u laten schoonmaken als u wilt, maar dat duurt een dag, kom, de slaapkamers zijn daar, er zit gaas voor de ramen tegen de muskieten, maar u zult ook spuitspul en smeerspul moeten halen; in deze tijd van het jaar kunnen ze vervelend zijn zo dicht bij het water, helaas maar een badkamer, er is natuurlijk geen beddengoed, maar in deze hitte heeft een mens niet veel nodig...' Tijdens de hele bezichtiging van het huis houdt ze deze monoloog vol in hetzelfde ritme als haar korte, snelle voetstappen op de kale vloeren, ze negeert de drie grote kakkerlakken die voor ons wegschieten, en vraagt dan eindelijk, buiten adem: 'Is dit meer wat u zoekt?'

'Ja.'

'Mooi, dan gaan we het contract tekenen, een borg van achttienhonderd en een maand huur vooruit, dat wordt drieduizend zeshonderd in totaal, is dat goed?'

Ik haal de mobiele telefoons van Emma en mij tevoorschijn en kijk of er bereik is. Een streepje, en een tweede dat komt en gaat.

'Het is goed zo, bedankt.'

34.

Om tien over twee ben ik terug bij Motlasedi. Ik draag voorraden voor een week in tassen van Pick 'n Pay naar de keuken, steek de gasvlam van de koelkast aan en zet de flessen Energade erin. Ik haal de bezem, emmer, dweilen en schoonmaakmiddel uit de auto en begin in de keuken. Daarna doe ik de woonkamer, de badkamer en de slaapkamer. Het zweet stroomt me van het lijf.

Als ik bezig ben vier bussen insecticide in het huis leeg te spuiten, gaat een van de telefoons. De mijne. Het is Nadine Bekker.

'Motlasedi betekent "plek van het grote gevecht",' zegt ze als ik opneem. 'Wilt u het verhaal horen?'

'Graag.'

Ze leest ergens uit voor, in het Engels, haastig en zonder respect voor leestekens, zodat ik mijn ogen geconcentreerd moet dichtknijpen om haar te kunnen volgen.

Ze zegt dat een plaatselijke stam, de Mapulana, hier in 1864 is aangevallen door koning Mswati van de Swazi's. De Mapulana trokken zich terug op de Mariepskop, en daar, bijna 2.000 meter boven de vlakte van Laeveld, bereidden ze zich voor op de veldslag die zou volgen. De Mapulana rolden een heleboel rotsen bij elkaar en bewaakten het enige pad tegen de berg op.

De Swazi-soldaten wachtten op de dichte mist die soms in zomernachten tegen de hellingen van de berg hangt voordat ze op pad gingen. De mist was die nacht zo dicht dat elke krijger met een hand op de schouder van de man voor hem moest klimmen.

Boven zaten de Mapulana doodstil te wachten, tot het laatste moment, voordat ze hun rotsprojectielen van het pad lieten rollen. De strategie was dodelijk. De verliezen onder de Swazi waren groot en hun aanval veranderde in een chaos. Ten slotte stormden de Mapulana de berg af, verpletterden alle tegenstand en slachtten de laatste Swazi af bij het riviertje ten zuiden van de Mariepskop.

Hier onderbreekt Nadine haar verhaal en zegt: 'Dat moet precies de plek zijn waar u zit, ze zeggen dat de botten van de Swazi nog te zien zijn als je weet waar je moet zoeken en daarom heet de rivier ook Motlasedi, plek van het grote gevecht, en daarom hebben de Mapulana de berg Mogologolo genoemd, wat "berg van de wind" betekent, want de Swazi hoorden alleen de wind van de vallende rotsen voordat ze doodgingen. Bent u er al? Bent u tevreden? Belt u maar als er iets is, ik moet rennen.'

Er is geen douche in de badkamer. Ik laat een bad vol koud water lopen, was me en voel me voor het eerst schoon.

Ik zet de wekker van mijn telefoon op halfvijf en ga op de kale matras liggen. Ik slaap onrustig, iets meer dan een uur. Dan sta ik op, was mijn gezicht met koud water, pak Emma's telefoon en haal een fles Energade uit de koelkast.

Ik ga op de veranda zitten die uitkijkt over het stroompje. Het gezoem van insecten is een deken van geluid. Vogels roepen in het dichte bos aan de overkant van het bruine, kabbelende water. Een commando meerkatten trekt als schimmen door de boomtoppen. Een grote grijze ibis landt op de oever en steekt zijn lange snavel meteen doelgericht in het korte gras.

Ik overdenk nog een laatste keer wat ik ga doen. Ik kijk op mijn horloge: 16.43 uur.

Dan bel ik inlichtingen om drie nummers op te vragen en schrijf ze met potlood op Emma's papier.

Ik bel meteen het eerste: het Mogale Opvangcentrum.