'Dat wil je niet weten.'
'Maak je vorderingen?'
'Nee, maar ik werk eraan.'
'Zal wel tijd kosten,' zegt ze.
Ik pak mijn toilettas en loop naar de badkamer. Als ik het licht aandoe, is het blauw. Elke witte tegel is met de hand versierd met allerlei kleurige patronen van vissen, dolfijnen, schelpen en zeewier. Op de stortbak staan veertien kaarsen. Alleen een bad, geen douche. Op de rand van het bad langs de muur staan flessen: olie, creme, shampoo en kruidenmengsels voor in bad.
Ik draai de kranen open en kleed me uit. Even overweeg ik om te experimenteren met een schuimbad, maar moet om mezelf lachen.
Dan stap ik in bad en ga in het warme water liggen.
In de verte hoor ik de bas van de muziek, en af en toe joelende en gillende mensen. Ik kijk op mijn horloge. Nog twee uur tot middernacht.
Ik doe mijn ogen dicht en begin van voren af aan te denken.
Vergeet de frustratie. Vergeet de drang om te handelen. Denk na over wat ik weet. Objectief. Koel. Ik zet de feiten langzaam en voorzichtig naast elkaar, als een rij dominostenen. Waardoor is de eerste omgevallen, waardoor is de hele keten van gebeurtenissen in gang gezet? Hoe ik er ook naar kijk, ik kom elke keer terug bij een oorzaak: Emma's telefoontje naar Phatudi.
Nu stap voor stap vanaf dat punt. Vier sleutelmomenten. De overval op Emma. De moord op Wolhuter. De aanval op ons. De moord op Edwin Dibakwane.
Dit denkproces brengt een nieuw perspectief: eerst zijn er alleen eco-terreuracties, die klein, binnen de wet en betrekkelijk onschuldig beginnen. Dan volgt stelselmatig een escalatie naar strafbare feiten zoals brandstichting en mishandeling. En dan opeens de grote sprong naar moord, het ijs gebroken door Cobie de Villiers, met een poging tot moord op Emma en kort daarop de dood van Wolhuter en Dibakwane.
Waarom? Wat was de katalysator? Waarom zo opeens?
Ik weet het niet, maar moet daar niet over tobben.
Wat heeft de grote dominostenen omgegooid? Het eerste was een telefoontje. Het tweede was... een telefoontje. Ik ga rechtop zitten in het bad en druk mijn handen tegen mijn slapen. Goed nadenken nu. Een derde? Een vierde? Nee, geen telefoontje. Of wel? Hoe is de dag verlopen, de dag nadat Emma in de regen stond?
We dronken koffie op de veranda. Ze had een beetje hoofdpijn, haar glimlach van zelfspot was beeldschoon. Ze belde naar Mogale. Branca belde terug. Twee telefoontjes. Maar toen wisten we nog niet van het briefje bij het hek. Dick kwam flirten, Soe-zin kwam vertellen van het bericht. We gingen naar Edwin bij het hek. En toen reden we naar Mogale. Keken samen met Branca in Cobies huisje rond, keken naar de bloedveeg in de kluis, en reden weg. En toen kwam de aanval.
Wat zie ik over het hoofd?
Hoe wisten ze van Edwin en het bericht? Hoe wisten ze waar we waren zodat ze een hinderlaag konden leggen?
Ga terug naar die ochtend. We halen het briefje bij Edwin. Emma stelt vragen. Geeft hem geld.
Kon iemand ons zien toen we daar bij het hek van Mohlolobe met Edwin stonden te praten? Waren er ergens ogen die het overhandigen van de brief hebben gezien?
Het prikkeldraad, de hoge hekken, de dichte bossen aan beide kanten van de weg. Geen auto's even verderop. Die zou ik gezien hebben. Maar zelfs als ergens een onzichtbare toeschouwer was met een verrekijker... dan nog kon die niet weten wat er in de brief stond.
We rijden weg. Emma kijkt naar de brief. Leest hem steeds opnieuw. Speculeert over de schrijfstijl.
En dan gaat haar telefoon.
Er was een telefoontje. Carel de Grote. En ze had het hem verteld. Alles. Ook van de brief...
En dan weet ik hoe ze het doen. Ik sla met mijn vuist op het badwater dat opspat tegen de vissen en het zeewier. Een dolfijn grijnst naar me met open bek en ik grijns terug, want ik weet het.
Ze luisteren af. De klootzakken luisteren telefoons en mobieltjes af, ik weet niet hoe, ik weet niet wie, maar ik weet dat ze het doen.
Emma's telefoon. Op de een of andere manier kunnen ze haar gesprekken horen, en haar berichten. Die van Phatudi ook? Misschien. Maar in elk geval Emma's telefoon.
Veel vragen. Hoe wisten ze dat ze haar telefoongesprekken moesten afluisteren? Hoe lang doen ze dat al? Was het toeval? Wat heb je nodig om een mobiel af te luisteren? Heeft een clubje dierenfluisteraars met kakibroeken in Laeveld toegang tot dat soort technologie? Of maken ze deel uit van iets groters, iets complexers?
Maak je nu niet druk om wat je niet weet. Richt je op wat je wel weet. Ze luisteren af, dat weet ik zeker. Dat geeft me een voorsprong.
Hoe kan ik dat in mijn voordeel gebruiken?
Hoe vind ik ze? Hoe spoor ik ze op?
Er is een manier. Als ik mijn kaarten goed speel. Als ik slim ben, als ik alles goed overdenk. Ik moet morgen Emma's telefoon gaan halen. Die zit in haar tas in de vipsuite van het ziekenhuis.
Ik ga hen niet zoeken. Laten ze maar naar mij komen.
Ik trek mijn korte broek aan, ga op het eenpersoonsbed liggen, met mijn handen onder mijn hoofd, en denk veertig minuten na, tot ik alles op een rijtje heb.
Dan sta ik op, want ik weet dat ik nu niet kan slapen. Mijn hoofd is te onrustig. Ik loop naar de woonkamer. Tersia's slaapkamerdeur staat halfopen. Of is ze Sasha als ze hier is? Ik leun tegen de deurpost en kijk naar binnen. Een overdreven groot hemelbed waar nog meer Indiase stof overheen is gedrapeerd, een berg kussens. Aan het plafond hangt een mobile van zilveren vogels in de vlucht. Schilderijen aan de muur, een ezel en schilderspullen in de hoek, zware gordijnen, een spiegelkast vol flesjes en potjes. Een nachtkastje met boeken, een trainingsapparaat, zo een waar ze 's ochtends op tv mee adverteren. Om je lichaam jong en in conditie te houden.
Hoe ziet Emma's slaapkamer eruit? Hoe is haar huis ingericht?
Ik ga in de oranje lavalampschemering van de woonkamer zitten.
Emma's huis zal anders zijn dan dat van Tersia/Sasha. Veel subtieler. Open, schoon en licht, haar kleuren zullen wit en creme zijn, haar meubels blank hout, hier en daar glas en chroom. Haar gordijnen open, zodat overdag het licht binnenstroomt. 's Avonds zullen de lampen helder branden.
De verschillen tussen mensen.
De dingen die ons maken tot wat we zijn.
Ik sta op en loop naar Sasha's boekenkast. Van onder tot boven vol pockets. Veel gelezen, of misschien tweedehands gekocht? De vier stappen: een praktische gids tot persoonlijke vrijheid. Wie vraagt wordt niet overgeslagen: leer je wensen uiten. De macht van het nu: een gids tot spirituele verlichting.
Zoekende Sasha.
Je onsterfelijke werkelijkheid: doorbreek de cyclus van geboorte en dood. Aardengelen: een beknopte gids voor geincarneerde engelen, elementalen, sterrenzaden, walk-ins en tovenaars.
Gelooft ze echt in dat soort dingen? Echt? Of is dit ook een soort spel, een manier om af en toe aan de werkelijkheid te ontkomen, een vorm van fantasie?
The Unicorn Treasury: Stories, Poems and Unicorn Lore. Draken en eenhoorns: een natuurlijke historie. Mens, mythe en magie: de geillustreerde encyclopedie voor mythologie, religie en het onbekende.
En dan Linda Goodman's Love Signs, A New Approach to the Human Heart. En Seksuele astrologie: sensuele verwantschap.
Ik pak het laatste boek en sla het open. Wat zou Emma's sterrenbeeld zijn? Ze heeft gezegd dat ze haar verjaardag tegelijk met het hele land vierde in het oude Zuid-Afrika. 6 april. Jan van Riebeeckdag. Een ram. Net als ik. Ik zoek in de index en vind de verwijzing: 'Ram en Ram. Een uitstekende combinatie, met intense seksuele aantrekkingskracht en wederzijdse erotische bevrediging, maar het is een veeleisende sensuele verhouding: zowel de man als de vrouw eisen veel seksuele aandacht. De kans op een langdurige relatie is bovengemiddeld.'
Wat een gelul.
Ik zoek op wat het boek over de Ram-vrouw zegt: 'Doe het licht uit en ze wordt een tijger, overal en altijd. Maar wees gewaarschuwd, ze is meer gericht op haar eigen genot dan op het uwe.'
Ik klap het boek dicht en zet het terug. Dan ga ik plassen en loop door naar mijn eenpersoonskamer. Ik doe de deur dicht, schuif het raam open in de hoop dat de nacht koeler zal worden en doe het licht uit. Ik moet slapen. Morgen wordt een interessante dag.
Om middernacht word ik wakker van het lawaai. Ik val weer in slaap. Niet diep. Onrustig.
Om een uur hoor ik dronken stemmen en gepruts met de sleutel in de deur van het chalet naast me.
Om halftwee hoor ik de blauwe deur opengaan. Even later stroomt er water in de badkamer. Tussen waken en slapen, ik houd de tijd niet bij. Ik ruik de zoete geur van wiet, hoor haar in de woonkamer. Een laatste stickie voor het slapengaan. Voor het nieuwe jaar.
Ik hoor hoe de deur van mijn kamer zachtjes opengaat.
En dan niets. Ik doe mijn ogen een heel klein beetje open, zodat ik door de spleetjes kan kijken.
Sasha staat in de deuropening, haar schouder tegen de deurpost, een hand op de heup. Achter haar naaktheid een zacht, vaag licht. Niet het oranje van de woonkamer. Iets anders, kaarsen. Ze staat naar me te kijken. Haar gezicht in diepe schaduw, niet te ontcijferen.
'Lemmer.' Heel zachtjes, bijna onhoorbaar.
Ik houd niet van mijn naam. Hij rijmt op emmer. En klinkt als lemmet, mesgevechten in stegen. Maar hij is beter dan Martin. Of Fitz of Fitzroy.
Mijn ademhaling is kunstmatig diep. Een bekend spel. Nieuwe redenen. Ik doe mijn ogen helemaal dicht.
Ze blijft een hele tijd staan. Zegt nog een keer: 'Lemmer,' en als mijn ademhaling niet verandert, klikt ze met haar tong en hoor ik haar voetstappen zich verwijderen.
Langzaam kraakt haar bed.
Zoekende Sasha.
Een week geleden zou ik het aanbod dankbaar hebben aanvaard.
Ironisch. Ik moet bijna lachen. Om mezelf. Om mensen, om het leven. Ik was te bang om mijn arm naar Emma uit te steken. Te bang voor afwijzing, te bang dat ze zich heftig en verontwaardigd zou terugtrekken: 'Wat doe je nou, Lemmer?' Te zeer doordrongen van mijn status, de kloof tussen ons, de gevolgen van een beoordelingsfout.
Emma was bij me komen staan. Waarom stond ze zo tegen mijn bed aan? Omdat ze een beetje dronken was? Omdat ze zich de omhelzing herinnerde van toen ik haar troostte? Omdat ze eenzaam was, omdat ze weer vastgehouden wilde worden, omdat ik beschikbaar was? Of was ze gewoon uit verstrooidheid per ongeluk juist daar tot stilstand gekomen? Want ik ben niet haar type. Niet wat afkomst betreft, niet wat uiterlijk betreft.
Ik weet dat ik dat moment niet uit mijn hoofd zal kunnen verdrijven. Ik zal het keer op keer herbeleven als ik in de stilte van een Loxton-nacht thuis in bed lig. Mijn eenpersoonsbed.
Uit Tersia's kamer hoor ik een zacht schurend geluid, als vage voetstappen.
Bij haar in mijn deuropening was geen sprake van twijfel, vragen, standsverschil. Ik was niet bang. Alleen onbeschikbaar.
Ironisch.
Het ritmische geritsel uit haar slaapkamer valt eerst te negeren, te verklaren. Langzaam en zacht. Maar het blijft doorgaan. Langer dan de logische mogelijkheden.
Ik spits mijn oren. Zit ze op haar hometrainer? Nee. Subtieler, zachter, stiekemer.
Tot het besef van wat ze doet zich als een bloem opent in mijn hoofd. Het is het geluid van matras en spiraal die zachtjes wiegen.
Voortdurend.
Ongehaast. Rustig, het tempo dat langzaamaan onwillekeurig versnelt.
Er komt een geluid bij. Niet haar stem, maar haar ademhaling, die zich door haar keel, haar neus of haar tanden naar buiten perst en maat houdt met de groeiende opwinding.
Mijn lichaam reageert.
Sneller.
Warm in mijn kamer.
Harder.
Mijn god.
Fel. Voor mijn geestesoog zie ik haar.
Ik lig te luisteren, geboeid, gevangen. Wat ze doet, is gemeen en briljant.
Ik wil mijn handen tegen mijn oren drukken. Ik wil zelf geluid maken om het te overstemmen. Ik doe niets. Ik lig te luisteren.
En ik stel me haar voor. Hoe lang weet ik niet. Vier minuten? Acht? Tien?
Eindelijk wordt ze een machine, jagend, snel, dolle, dringende vaart.
Als ik nu haar kamer in ga, weet ik hoe het zal zijn. Ze zal me luid aanmoedigen, ze zal haar vreugde uitroepen, ze zal soepel bewegen, haar heupen zullen met grote vaardigheid schokken, ze zal zich omdraaien en een nieuwe sensatie aanbieden, ze zal boven op me klimmen, ze zal weten wanneer ze zich terug moet trekken zodat ik het langer volhoud, zodat ze tijd kan rekken, zodat ze niet alleen hoeft te zijn.
Zoals al die anderen. Wanhopig en eenzaam en nietszeggend.
Dat zegt mijn hoofd tegen me. Het is de moeite niet waard. Want als het allemaal voorbij is, zal mijn geweten Emma's naam roepen, maar Tersia zal vastgehouden willen worden, ze zal een sigaret willen opsteken, willen praten. Over morgen.
Ik sta op. In een beweging. Het zijn maar vier soepele stappen naar haar deur. Ik zie haar op haar bed liggen. Een kaars op het nachtkastje. Ze ligt op haar rug met haar knieen opgetrokken, haar benen wijd, haar beringde vinger wrijft snel, het flakkerende licht op haar sidderende, zwetende lichaam.
Ze ziet me. Ze wist dat ik zou komen. Alleen haar ogen verraden het. Haar gezicht staat strak van inspanning en genot.
Ze haalt haar vinger weg vlak voordat ik me met geweld in haar beuk.
'Ja,' zegt ze. 'Naai me.'
Deel III.
33.
Om tien over halfvijf sta ik op.
Ik denk niet na. Ik was me niet. Ik pak mijn spullen en sluip als een lafaard naar buiten terwijl zij nog diep in slaap is onder die Indiase sterrenhemel. Ik loop naar de Audi, doe het portier zachtjes van het slot, gooi de zwarte tas erin en rijd weg.