Onzichtbaar - Onzichtbaar Part 3
Library

Onzichtbaar Part 3

Een paar kilometer voor Grabouw wordt het tijd om het definitief vast te stellen. Kort voor de afslag zet ik de richtingaanwijzer aan, ga langzamer rijden alsof ik wil afslaan en houd de witte auto in de gaten. Geen reactie, hij rijdt gewoon door. Ik zet de richtingaanwijzer af en geef gas.

'Weet je de weg?' vraagt Emma beleefd.

'Ja hoor,' zeg ik.

Ze knikt tevreden en rommelt in haar tas tot ze haar zonnebril vindt.

Kaapstad International is chaotisch te weinig parkeerruimte vanwege de nieuwbouw, te veel mensen, een mierennest van bezorgde kerstreizigers die ergens naar op weg zijn en de vlucht zo snel mogelijk achter de rug willen hebben. Onmogelijk om te zien of we worden geschaduwd.

We checken Emma's grote koffer en mijn zwarte sporttas in.

'En je wapen?' vraagt ze onderweg naar de vertrekhal.

'Heb ik niet.'

Ze fronst haar wenkbrauwen.

'Carel gokte maar wat gisteravond,' zeg ik.

'O,' zegt ze. Maar het zit haar niet lekker. Ze wil het rustgevende gevoel hebben dat haar beschermer op alles is voorbereid. Ik blijf zwijgen tot aan de andere kant van de handbagagescanner, waar we bij de Nescafe koffieshop wachten tot twee mensen een tafeltje vrijmaken.

'Ik dacht dat je gewapend was,' zegt ze een beetje ongerust.

'Wapens maken dingen ingewikkeld. Vooral op reis.' Ik kan beter niet tegen haar zeggen dat een van de regels van mijn voorwaardelijke vrijlating het verbod op het bezit van vuurwapens is.

De tafel is vrij en we gaan zitten. 'Koffie?' vraag ik.

'Alsjeblieft. Cappuccino, als ze dat hebben. Zonder suiker.'

Ik ga in de rij staan, maar zo dat ik haar kan zien. Ze zit naar de boardingpass in haar hand te staren. Waar denkt ze aan? Aan wapens en de mate van bescherming waar ze op rekent? Aan wat haar te wachten staat?

Dan zie ik de man. Zijn ogen en zijn aandacht zijn op Emma gericht. Hij zigzagt tussen de tafeltjes door, een grote blanke man, verzorgd baardje, lichtgeel T-shirt, gestreken spijkerbroek, sportjasje. Begin veertig. Ik kom in beweging, maar hij is te dichtbij om hem nog tegen te houden. Hij loopt naar haar toe, steekt zijn hand uit naar haar schouder en dan heb ik hem, ik pak zijn pols, draai zijn arm naar achter, druk mijn volle gewicht tegen zijn rug en duw hem tegen de pilaar naast Emma, maar zonder geweld. Ik wil geen aandacht trekken.

Hij maakt een geluid van verbazing, kijkt naar mij. 'He,' zegt hij.

Emma kijkt op. Ze is in de war, haar lichaam is verstijfd van schrik. Maar ze herkent baardmans. 'Stoffel?' zegt ze.

De man kijkt naar haar en weer naar mij. Hij worstelt, probeert zijn arm los te krijgen. Er zit kracht in zijn lichaam, maar ongecoordineerd. Een amateur. Ik blijf soepel, laat mijn greep iets vieren.

'Ken je hem?' vraag ik aan Emma.

'Ja, ja, dat is Stoffel.'

Ik laat mijn greep nog meer vieren en hij rukt zijn arm los.

'Wie ben jij?' vraagt hij.

Ik blijf intimiderend dicht bij hem staan, kijk hem recht aan. Dat vindt hij niet prettig.

Emma staat op en steekt haar hand verontschuldigend in de lucht. 'Het is een misverstand, Stoffel, leuk om je tegen te komen. Ga zitten.'

Stoffel is verontwaardigd. 'Wie is die kerel?'

Emma pakt zijn hand. 'Kom hier, niets aan de hand.' Ze trekt hem van me weg. Hij laat het toe. Als hij ziet dat ze haar wang aanbiedt, zoent Stoffel die vluchtig, alsof hij nog steeds denkt dat ik iets onverwachts ga doen.

'Koffie?' vraag ik vriendelijk.

Hij antwoordt niet meteen. Eerst gaat hij langzaam zitten, zodat hij zijn waardigheid kan heroveren. 'Graag,' zegt hij. 'Met melk en suiker.'

Er glijdt een glimlach over Emma's gezicht, de zorgen van daarnet zijn vergeten. Ze werpt me een snelle blik toe, alsof we een geheim delen.

Het toestel naar Nelspruit is een Canadair Jet met vijftig zitplaatsen van SA Express. Ik zit naast Emma, aan het gangpad, zij bij het raam. Het vliegtuig is bijna vol. Er zijn minstens tien passagiers die wat betreft leeftijd, geslacht en belangstelling in aanmerking komen als Emma's mogelijk denkbeeldige tegenstanders. Maar ik twijfel. Iemand als achtervolger in een vliegtuig zetten, is overbodig, want vertrek- en eindpunt zijn bekend.

Voordat we opstijgen, zegt ze: 'Stoffel is advocaat.' Ik ben niet bij hen gaan zitten tijdens het koffiedrinken. Er stonden maar twee stoelen bij de tafel en ik wilde staan, om meer te kunnen zien en nog even mijn benen te strekken. Ze zaten te praten. Ik vermoed dat Stoffel wilde weten wie ik ben en dat ze de vraag heeft ontweken.

'Het is een aardige jongen,' zegt ze nu. En dan: 'We hebben ooit iets gehad, een paar jaar geleden...' Met een zweem van nostalgie die op een geschiedenis duidt. Dan haalt ze het inflight magazine uit het vak en slaat het open.

Stoffel, de vrijer.

Ik had iets anders gedacht ik had hem ingeschat op een zakenrelatie, misschien de man van een vriendin. Hij viel me niet op als het soort man tot wie zij zich aangetrokken zou voelen. En hun contact was zo... vriendschappelijk. Maar dit kan ik me voorstellen: ze ontmoeten elkaar bij een van die sociale of culturele gelegenheden waar de rijken zich na zonsondergang verzamelen. Hij is welsprekend en intelligent, een scherp gevoel voor humor, vol zelfspot, en een hoop verhalen vanachter de juridische schermen, die hij met verve vertelt. Zijn aandacht voor Emma zal subtiel zijn, hij heeft vast een methode met vrouwen, een recept dat hij in de loop van twintig jaar vrijgezellenleven heeft geperfectioneerd. Ze zal zich dat laten aanleunen. Wanneer hij vier of vijf dagen later haar nummer aan een gemeenschappelijke kennis vraagt, zal ze zich herinneren wie hij is. Ze zal 'ja' zeggen op de uitnodiging voor een toprestaurant. Of een tentoonstelling, of een klassiek concert. Ze zal van meet af aan weten dat hij niet haar type is, maar ze zal het een kans geven, want nu ze halverwege de dertig is, heeft ze genoeg geleerd van mensen in het algemeen en mannen in het bijzonder om te weten dat haar type ook nadelen heeft. De voorkeur van een vrouw als Emma is de omslagfoto van Men's Health een fraai gebouwde Griekse god, niet meer dan een halve meter langer dan zij zodat ze weet dat ze samen een prachtig plaatje vormen.

Haar soort is een metroman met donker haar, lichte ogen en een volmaakte glimlach, de sportieve, fitte buitenmens die met zijn Staffordshireterrier op het strand jogt en een oude, tweedehands Land Rover Defender voor de uitgaansgelegenheden van Kampsbaai parkeert, met de schep heel opzichtig op het imperiaal, naast de jerrycans. Na vier of vijf relaties met klonen van meneer Men's Health weet ze dat de gevoelige stiltes en laconieke het-raakt-me-niet-gesprekken meestal egocentrisme en een gebrek aan intelligentie moeten verhullen. Daarom zal ze de Stoffels van deze wereld een kans geven, en na een paar maanden van leuke maar weinig opwindende afspraakjes zachtmoedig tegen hem zeggen dat het beter is als ze vrienden blijven ('je bent een aardige jongen') terwijl ze zich heimelijk afvraagt waarom dit soort mannen geen vonk in haar kruitvat kunnen zijn.

We stijgen op tegen de zuidooster in. Emma bergt het tijdschrift weg en staart een tijd uit het raampje naar Valsbaai, waar de witte schuimkoppen al op het water staan. Dan draait ze zich naar mij.

'Waar kom jij vandaan, Lemmer?' vraagt ze met oprechte belangstelling.

De lijfwacht zit niet bij een klant in het vliegtuig. De lijfwacht, zelfs als het een solo-opdracht is, maakt deel uit van een grotere entourage, die meestal in aparte voertuigen, altijd op een aparte zitplaats, anoniem en onpersoonlijk zijn taak kan uitvoeren. Zonder intiem contact en gesprekken, zonder vragen over herkomst en geschiedenis. Het is een noodzakelijke afstand, een professionele buffer, vastgelegd in Lemmers Eerste Wet.

'De Kaap.'

Daar neemt ze geen genoegen mee. 'Welk deel?'

'Ik ben in Seepunt opgegroeid.'

'Dat was vast geweldig.' Interessante veronderstelling. 'Het is niet meer aan je te horen.'

'Dat krijg je, na twintig jaar overheidsdienst.'

'Broers en zussen?'

'Nee.'

Eigenlijk vind ik het wel prettig, die aandacht, die belangstelling. Alsof ik haar gelijke ben.

'En je ouders?'

Ik schud alleen mijn hoofd, in de hoop dat dat voldoende antwoord zal zijn. Het is tijd om de aandacht te verleggen. 'En jij? Waar ben jij opgegroeid?'

'Johannesburg. Linden, eigenlijk. En daarna naar de universiteit van Stellenbosch. Dat was zo romantisch vergeleken met Pretoria of Johannesburg.' Ze zwijgt even, met haar gedachten elders. 'En toen ben ik in de Kaap gebleven. Het is er heel anders dan in Hoeveld. Zoveel... leuker, ik weet het niet, ik voelde me er direct op mijn gemak. Alsof ik er thuishoor. Mijn vader plaagde me ermee... hij zei altijd dat ik in Kanaan woon terwijl zij daarboven in Egyptische ballingschap moeten leven.'

Ik kan even geen andere vraag bedenken. Ze is me voor. 'Ik heb van Jeanette Louw begrepen dat je op het platteland woont?'

Mijn werkgeefster heeft moeten uitleggen waarom het zes uur zou duren voordat ik me meldde. Ik knik. 'Loxton.'

Ze reageert voorspelbaar. 'Loxton...' alsof ze hoort te weten waar dat ligt.

'In de Noord-Kaap. In de Bo-Karoo, tussen Beaufort-Wes en Carnarvon.'

Ze heeft een bepaalde manier van kijken, oprechte, open nieuwsgierigheid. Ik weet welke vraag op haar tong ligt. Waarom wil iemand daar wonen? Maar ze vraagt het niet. Ze is te politiek correct, zich te bewust van de conventie.

'Ik zou het best leuk vinden ooit een huis op het platteland te hebben,' zegt ze, alsof ze me benijdt. En dan wacht ze tot ik reageer, tot ik vertel, de redenen en de voor- en nadelen uiteenzet. Het is een andere manier om de vraag 'Waarom wil iemand daar wonen?' te stellen.

Ik word gered door de steward, die blauwe kartonnen doosjes met eten brengt sandwich, zakje zoutjes, vruchtensap. Ik laat het brood liggen. Emma drinkt alleen het sap. Als ze het rietje met haar fijne, bijna kinderlijke vingers behendig door het met folie afgedekte gaatje heeft geduwd zegt ze: 'Je hebt heel interessant werk.'

'Alleen als ik de kans krijg om de Stoffels van deze wereld tegen een pilaar te drukken.'

Ze lacht. Maar er is ook iets anders, plotselinge verbazing, alsof ze iets ontdekt wat in tegenspraak is met het beeld dat ze van me heeft opgebouwd: deze bleke man die van meet af aan zo'n teleurstellende gespreksgenoot was, heeft gevoel voor humor.

'Heb je weleens bekende mensen beveiligd?'

Dat is wat ze allemaal willen weten als ze horen welk beroep je hebt gekozen. Sommige collega's, voor wie het contact met beroemde mensen waardevolle aandacht oplevert, antwoorden vaak met 'ja' en leggen de namen van een paar filmsterren en musici als speelkaarten op tafel. De vrager stort zich dan op een ervan en vraagt gretig: 'Is hij/zij nice?' Niet 'is zij een goed mens' of 'is hij integer'. Maar 'nice' het alomvattende, nietszeggende, luie woord waar Afrikaners zo dol op zijn.

Wat ze eigenlijk willen weten, is of roem en rijkdom het onderwerp van gesprek in een egoistisch monster hebben veranderd, een roddel die ze weer aan anderen willen doorvertellen als onderdeel van de eeuwige marktwerking van kennis die sociale status verleent.

Of zoiets. B.J. Fikter, de enige andere werknemer van Body Armour met wie ik zonder al te veel weerzin kan samenwerken, heeft als standaardantwoord: 'Dat kan ik je wel vertellen, maar dan zal ik je moeten doodschieten.' Dat is een 'ja' dat nog wel status geeft, maar voor hem een clichegrap is, een verontschuldiging om geen details te hoeven geven.

'We tekenen een vertrouwelijkheidsclausule,' zeg ik tegen Emma le Roux.

'O.'

Het duurt even voordat ze beseft dat ze alle mogelijke onderwerpen nu zonder succes heeft geprobeerd. Er daalt een genadige stilte neer. En even later pakt ze het tijdschrift weer.

6.

Kruger Mpumalanga International Airport is een verrassing, ondanks de tamelijk pretentieuze naam. Het luchthavengebouw, gelegen tussen groene heuvels en bonkige rotsformaties, is modern en nieuw. En bijzonder. Afrikaans geinspireerd, met een gigantisch rieten dak en okerkleurige muren, maar niet kitscherig. De hitte op de landingsbaan is drukkend, de luchtvochtigheid hoog. Ik zet mijn mobiele telefoon aan terwijl we naar de aankomsthal lopen. Een sms'je van Jeanette: dossier bestaat.

Binnen in de terminal is het koeler, aangenamer. We wachten op onze bagage. Ik sta half achter Emma. De welving van haar spijkerbroek en de vorm van de fraaie hals en schouders die uit het bleekblauwe hemdje komen, hebben iets sensueels. Maar als je van verderaf kijkt en haar tussen de grotere, grovere mensen om haar heen ziet, dan heeft ze iets kwetsbaars, een tengere weerloosheid die om bescherming vraagt, of ten minste om ontferming, ondanks de subtiele zelfverzekerdheid van een mooie, rijke vrouw.

In het vliegtuig was ze charmant, oprecht, bescheiden en altruistisch geweest: Ik heb belangstelling voor jou als mens, Lemmer, al ben je de ingehuurde hulp.

Zoveel facetten. Wat zijn haar ware kleuren?

Lemmers Wet over Kleine Vrouwen: Vertrouw ze niet. Niet beroepsmatig en niet persoonlijk. Ze leren van jongs af aan twee pavloviaanse trucjes: het eerste komt voort uit de reactie van mensen: 'Ach, wat ben jij een poppetje,' vooral als ze een rond gezicht en grote ogen hebben. Mensen behandelen hen als schattige diertjes, zodat ze daar gebruik van leren maken, met maniertjes en gebaartjes die de schattigheid benadrukken en het gebruik ervan slijpen als een sociaal mes. Het tweede is het gevoel van fysieke machteloosheid. De wereld is groot en sterk; zij zijn teer en relatief zwak. De ronde lijnen van borsten en heupen van grotere, vollere vrouwen werken als vuurtorens op mannelijke belangstelling, het silhouet van kleine vrouwen trekt geen aandacht. Om te overleven, om zich te beschermen en te handhaven, moeten ze noodgedwongen uit andere bronnen putten. Daarom leren ze de kracht van het hoofd te gebruiken, leren ze te manipuleren, voortdurend een slim spel te spelen met de wereld om hen heen.

Jeanette zegt dat het dossier bestaat. Er zit dus een grond van waarheid in Emma's verhaal. Maar hoeveel? Beantwoordt het genoeg vragen? Als haar leven echt in gevaar is, waarom heeft ze dan de goedkoopste beschermingsoptie van Body Armour gekozen? Want volgens Carel de Grote heeft ze kapitalen geerfd.

Geef ik haar het voordeel van de twijfel en zeg ik dat Carel overdreven heeft? Of wil Emma niet geloven dat ze echt in gevaar is al is ze een klein vrouwtje dat extra risico loopt? Misschien is ze zuinig op haar geld. Of gewoon krenterig. Of te bescheiden of beschaamd om de aanwezigheid van twee of vier mannen met vuurwapens en oortelefoontjes om zich heen te willen hebben.

Of misschien speelt ze een spelletje.

Onze bagage komt. We lopen naar Budget Rent-a-car. Terwijl Emma formulieren invult, gaat mijn telefoon. Ik herken het nummer, loop een eindje weg en neem op.

'Hallo, Antjie,' zeg ik.

'Waar zit je?' vraagt Antjie Barnard met haar diepe, ongelooflijk sensuele stem.

'Ik ben aan het werk. Het gaat een week of wat duren.'

'Dat dacht ik wel. Maar wie gaat jouw sproeibeurt doen? Het is warm hier.'

'Dat zal ik jou moeten vragen.'

'Dan doe ik het. En als ik je voor die tijd niet zie, gelukkig nieuwjaar.'

'Dank je, Antjie, jij ook. Pas goed op jezelf.'

'Waarom?' Ze lacht en hangt op.

Als ik me omdraai, staat Emma vlak achter me, met het licht van nieuwe informatie in haar ogen. Ik zeg niets maar pak de sleutel van de witte bmw 318i die ze me aangeeft. Hij staat buiten in de zon. Ik laad de bagage in de kofferbak en scan de hele omgeving. Niemand heeft belangstelling voor ons. Ik stap in en start de motor, zodat de airconditioning op gang kan komen. Emma vouwt een kaart op haar schoot open.

'Ik denk dat we eerst naar Hoedspruit moeten,' zegt ze. Haar wijsvinger zoekt de weg. Ze heeft geen nagellak op. 'Hier, via Hazyview en Klaserie, dat ziet eruit als de kortste weg. Of ken jij de streek, Lemmer?'

'Niet goed.'

'Ik lees de kaart wel.'

We gaan op weg. Er is meer verkeer dan ik had verwacht, pick-uptrucks, terreinwagens, vrachtwagens, minibustaxi's. Geen spoor van achtervolgers. Door Witrivier, het contrast met de Kaap is schril hier zijn de kleuren van de natuur fel en weelderig, in het blad van de eindeloze bomen, het bloedrood van bijna elke bloem, het diepe, donkere mahonie van de mensen achter de kraampjes langs de weg. Lelijke, amateuristische reclameborden schreeuwen namen, tarieven en adressen van campings, pensions en particuliere wildparken.

Emma geeft aanwijzingen, we slaan de R538 in en rijden aanvankelijk in stilte.

Wanneer de vraag eindelijk komt, ben ik niet verbaasd, want er zijn dingen waarover geen vrouw haar nieuwsgierigheid kan bedwingen.

'Was dat je...' Een korte aarzeling om aan te geven dat de term veelomvattend zou zijn, '... vriendin?'

Ik weet waar ze op doelt, maar houd me van den domme.

'Die daarnet belde?' Emma zegt het op koetjes-en-kalfjestoon, de neutrale, vriendelijke toon die aangeeft dat ze helemaal niet nieuwsgierig is hoor, maar het gewoon uit belangstelling vraagt. En dat zou waar kunnen zijn. Zo werkt het vrouwelijk brein. Ze gebruiken dat soort informatie om het plaatje in te vullen. Als hij een vriendin heeft, kan hij geen totale psychopaat zijn. De kunst is om op zo'n manier te antwoorden dat je de irritante vervolgvragen vermijdt: Wat doet ze? (Om de status van jou en je 'vriendin' te bepalen.) Zijn jullie al lang bij elkaar? (Om de ernst van de verhouding te bepalen.) Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? (Om hun verlangen naar romantiek te bevredigen.) Ik antwoord alleen met een grijns en een nietszeggend geluidje. Dat werkt elke keer, want het betekent dat het niet het soort 'vriendin' is dat ze in gedachten hadden en dat het eigenlijk niets met hen te maken heeft. Emma aanvaardt het dapper.

We rijden door Nsikazi, Legogoto, Manzini, gehuchten, een uitgestrekte eentonigheid van armoedige huisjes, rusteloze mensen die door de onvoorstelbare, broeiende hitte drentelen en kinderen die langs de weg op hun hurken zitten of onder een brug in een rivier zwemmen.