Onzichtbaar - Onzichtbaar Part 12
Library

Onzichtbaar Part 12

'Mevrouw...' zegt hij verbluft met zijn armen lijdzaam langs zijn lichaam, terwijl haar vinger op hem trommelt en een dieprode gloed van haar hals naar haar voorhoofd trekt.

'Niks te mevrouwen. Wat voor rechercheur ben jij? Vertel op. Ik heb informatie. Over een misdrijf. En jij wilt niet met mij praten? Hoe zit dat? Je eigen mensen beschermen, dat is het enige wat je wilt.'

'Mijn eigen mensen beschermen?'

'Ik weet alles van je en ik zal je vertellen, ik laat het er niet bij zitten. Het is ook mijn land. Mijn land. En jij wordt geacht ons allemaal te dienen. Nee, jij wordt geacht de gerechtigheid te dienen, en ik zal je vertellen, ik laat het er niet bij zitten. Hoor jij mij?' Elk 'jij' is een scherpe vinger tegen zijn hart.

De brigadier en de agent staan daar maar, als verbaasde toeschouwers.

'Mijn eigen mensen beschermen?' Phatudi pakt haar pols in zijn grote hand in een poging het irritante gepik in zijn borst te laten ophouden.

'Laat me los,' zegt Emma.

Hij blijft haar vasthouden.

'Je hebt tien seconden om haar arm los te laten, anders breek ik jouw arm,' zeg ik.

Hij draait langzaam zijn hoofd naar mij, Emma's onderarm nog steeds in zijn greep. 'Bedreig je een politieman?'

Ik kom dichterbij staan. 'Nee, ik dreig nooit ik waarschuw meestal maar een keer.'

Hij laat Emma's arm los en stapt op me af. 'Kom maar op,' zegt hij en hij rolt met zijn bodybuildersschouders.

Wat je bij de grote jongens moet doen, is hard slaan en snel slaan. Niet op het lichaam, dat is vragen om moeilijkheden. In het gezicht. Je richt zo veel mogelijk schade aan, liefst op de mond en de neus, zodat het bloed gaat spuiten, de lippen scheuren, de tanden en het kraakbeen breken. Geef ze iets om over na te denken, vooral de bodybuilders, die in elk geval een sterk narcistisch trekje hebben en zich meteen zorgen maken over hun uiterlijk. En dan schop je ze in hun ballen. Zo hard je kunt.

Maar Emma is me voor. Ik sta klaar, gewicht op de bal van mijn voeten, de adrenaline stroomt, ik lust hem rauw maar dan geeft Emma Phatudi een ineffectieve stomp en zegt: 'Nee, inspecteur, ik praat met je. En ik vertel je nu dat je een kans krijgt voordat ik met je baas ga praten.'

Dat ene woord maakt het verschil. Hij is klaar voor mij, maar blijft staan. 'Baas,' zegt hij afgemeten. 'Dat is een blank woord.'

Emma heeft zichzelf weer in bedwang. 'Nou, tegen mij had je het laatst over "jouw mensen", inspecteur. De blanken. Weet je nog? Je hoeft tegen mij je rassentroef niet uit te spelen, je weet wat ik bedoel. Je bevelvoerder of commandant of weet ik veel. Politierangen zijn niet mijn sterkste punt, maar mijn rechten als volwaardig burger van dit land wel. En de rechten van elke andere staatsburger, zwart of blank of bruin of wat dan ook. En ieder van ons heeft het recht om met de politie te praten, om gehoord te worden en om bijgestaan te worden. En als je het daar niet mee eens bent, moet je me dat nu vertellen, dan weet ik waar ik aan toe ben.'

Phatudi's probleem zijn de twee collega's. Hij kan zich niet veroorloven zijn gezicht te verliezen.

'Mevrouw,' zegt hij langzaam. 'Iedereen heeft het recht om door de politie bijgestaan te worden, maar niemand heeft het recht om zich met een moordonderzoek te bemoeien. Niemand heeft het recht om problemen te komen maken en te stoken. Belemmering van de rechtsgang is een misdrijf. Bedreiging van een politieambtenaar in functie is een misdrijf.' Hij houdt zijn duim en wijsvinger een centimeter uit elkaar. 'Ik ben er zo dichtbij om jullie te arresteren. Zo dichtbij.'

Ze laat zich niet intimideren. 'Wolhuter heeft me gisteravond gebeld. Hij had iets gevonden dat bewijst dat Cobie de Villiers mijn broer is.'

Haar interpretatie van de feiten.

'Ik ben hier omdat ik dat aan jou wil vertellen, want het houdt direct verband met je onderzoek. Nou moet je mij eens vertellen hoe dat belemmering van de rechtsgang is. En deze twee lummels hadden ons gisteren even kunnen waarschuwen dat ze ons gingen achtervolgen, als ze ons echt wilden beschermen, wat ik nog steeds niet geloof. Ik ga niet de verantwoordelijkheid dragen voor andermans gebrek aan intelligentie.'

De twee lummels staren naar de grond.

'Wat voor bewijs?' vraagt Phatudi.

'Pardon?'

'Wat voor bewijs had Wolhuter?'

'Dat weet ik niet. Daarom ben ik hier.'

'Wat zei hij?'

Ze pakt haar mobiel. 'Luister zelf maar,' zegt ze en ze drukt een paar toetsen in om de boodschap opnieuw af te spelen. Dan geeft ze de telefoon aan Phatudi. Hij luistert.

'Dat is niet wat hij zegt.'

'Pardon?'

'Hij zegt niet dat hij iets heeft gevonden wat bewijst dat De Villiers je broer is.'

'Natuurlijk zegt hij dat.'

Phatudi geeft haar de telefoon terug. Met die eeuwige diepe frons lijkt hij permanent nijdig het is moeilijk om zijn stemming af te lezen. Hij staat een tijdje naar Emma te kijken en zegt ten slotte: 'Kom, laten we daar in de koelte praten.' Hij draait zich om en loopt naar het auditorium.

'Wat zei Wolhuter gisteren tegen je?' vraagt Phatudi haar als we zitten.

'Hoe is Wolhuter doodgegaan?' slaat ze terug.

Ik zie aankomen dat dit een vruchtbare bijeenkomst wordt.

Er voltrekt zich een wonder op Phatudi's gezicht. Hij breekt plooi voor plooi de frons af en bouwt vanaf de grond een glimlach op. Het is een boeiende metamorfose, misschien omdat het eerder niet voor te stellen was dat hij hetzelfde gezicht voor beide uitdrukkingen kon gebruiken. Wanneer de glimlach aan zijn plafond is, begint zijn kolossale lijf te schudden en worden zijn ogen spleetjes. Het duurt een paar tellen voordat ik besef dat inspecteur Jack Phatudi lacht. Geluidloos, alsof iemand vergeten is het volume open te draaien.

'Je bent me er een,' zegt hij als het schudden bedaart.

'O?' zegt Emma, niet meer zo agressief.

'Je bent klein, maar je bent giftig.'

En daarmee sluit hij zich aan bij de fanclub van Emma's lef, waar wijlen Wolhuter en de levende Lemmer en Stef Moller al lid van waren. Ik vraag me af hoe berekenend het is van Emma, hoeveel manipulatie er achter haar verontwaardiging schuilt. Dit is een derde, nieuwe pavloviaanse truc die bij mijn Wet over Kleine Vrouwen gevoegd moet worden.

Ik kijk naar haar. Als ze zelfvoldaan is, weet ze dat goed te verbergen. 'Inspecteur, laten we elkaar helpen. Alsjeblieft.'

'Oke,' zegt hij, 'we kunnen het proberen.' De onwaarschijnlijke glimlach houdt aan. Totdat Emma hem vertelt wat Wolhuter de vorige dag vertelde.

17.

'Waarom liegen ze zo? Ik begrijp het niet,' zegt Jack Phatudi, en hij fronst weer op volle sterkte.

'Waarover liegen ze?' vraagt Emma.

'Over alles. Over mij. Over de Sibashwa. Over de grondclaims. Er liggen geen veertig grondclaims op het Krugerpark. Zes jaar geleden heeft de commissie al ontdekt dat veel claims van dezelfde families kwamen, maar de ene wist het niet van de andere. Toen zijn ze samengevoegd en nu zijn het alleen de Mahashi, Ntimane, Ndluli, Sambo, Nkuna en Sibashwa. Er waren er nog twee, van de Mhinga en Mapindani, maar die zijn afgewezen. Dat zijn acht claims. Lang geen veertig.'

'Maar jullie hebben een claim.'

'Ik ben een politieman. Ik claim geen grond.'

'De Sibashwa hebben een claim. En jij bent een Sibashwa.'

'Ja, de Sibashwa hebben een claim. Want in 1889 zijn we weggejaagd. Mijn mensen woonden daar al duizend jaar, en toen kwamen de blanken en zeiden: "Jullie moeten weg." Vertel mij eens, mevrouw, wat zou jij doen als de regering zei: "We nemen je huis in beslag, ga maar ergens anders wonen"?'

'Als het voor natuurbehoud was, zou ik vertrekken.'

'Zonder dat ze een cent betaalden?'

'Nee, er moet een vergoeding tegenover staan.'

'Precies. Dat is het enige wat de Sibashwa vragen. Want in 1889 was er niets, kregen onze mensen alleen een geweer tegen hun hoofd en werd er gezegd: "Als jullie niet vertrekken, schieten we." Onze voorouders liggen daar, duizend jaar oude graven, maar ze hebben ons gewoon de grond afgenomen en gezegd dat we weg moesten. Het enige wat de mensen, de Mahashi en Sibashwa, allemaal, nu zeggen is: "Laten we de fout herstellen." '

'En hoe zit het met het Nationale Park?'

'Hoe het daarmee zit? Al die mensen, al die claims, ze willen geen grond in het Kruger. Ze zeggen: geef ons grond hier naast het park, zodat we ook lodges kunnen bouwen. Kent u het verhaal van de Makuleke?'

'Nee...'

'De Makuleke hebben grond geclaimd ten noorden van het park en ze hebben gewonnen, tien jaar geleden al. En wat gebeurt er? Ze hebben een lodge gebouwd en een commissie opgericht samen met het Kruger en iedereen is blij. De Makuleke krijgen de winst en het Kruger krijgt het natuurbehoud. Dus waarom die anderen ook niet? Het is het enige wat ze vragen.'

'Maar hoe zit het dan met de projectontwikkeling waar Jacobus van wist?'

'Die lui hier in Mogale maken van dat soort dingen altijd leugenverhalen. Er zijn hier een hoop zakenlui uit Johannesburg geweest en die zeggen tegen de mensen: laten we dit bouwen, laten we dat bouwen. De Makuleke hebben het management van hun lodge in concessie gegeven, de lodge wordt gerund door een blank bedrijf. Het is gewoon zakendoen, iedereen wil zakendoen. Er waren blanken met plannen voor golfresorts, maar dat gaat niet gebeuren. Cobie de Villiers had verhalen gehoord en is meteen naar het Kruger gerend, nog voordat het proces begonnen was, nog voordat de mensen konden zeggen of het goed of slecht was.'

'En de gieren?'

Ik had me al afgevraagd wanneer ze daarmee zou komen. Phatudi vindt het geen prettige vraag. Hij staat op uit zijn stoel en gebaart met zijn handen. 'De gieren. Vertel eens, mevrouw, wie heeft de dieren van dit land afgemaakt? Wie heeft de quagga uitgemoord tot er niet een meer over was? En de Knysna-olifant? De zwarten?'

'Nee, maar...'

'Ga eens kijken bij de mensen in Limpopo, mevrouw. Ga eens kijken waar ze wonen. Ga eens kijken hoe zwaar ze het hebben. Er is geen werk, er is geen geld, er is geen grond. Wat moeten ze? Als je kinderen vanavond moeten eten en er is niks, wat doe je dan? Jullie... De Boeren hebben dat ook gedaan. Waarom hebben de Boeren het Krugerpark gemaakt? Ze hadden bijna alles doodgeschoten en toen wilden ze het laatste beetje redden. Ook de olifanten. Want de Boeren waren arm en ivoor was veel geld waard. Maar dat geeft niet, want het waren blanken en het is honderd jaar geleden. Vandaag de dag zijn mijn mensen arm. De problemen zijn sociaal-economisch. We moeten de mensen werk geven, dan laten ze de gieren wel met rust.'

'Wolhuter zei dat de vergiftigde gieren een val waren om Jacobus daar te krijgen. Maar iemand anders heeft die mensen vermoord. Want jullie wilden Jacobus uit de weg hebben.'

Phatudi zegt iets in een zwarte taal, een uitdrukking van ongeloof. De zwarte brigadier schudt zijn hoofd.

'Inspecteur, mijn broer is niet in staat om mensen te vermoorden.'

'Dan is hij uw broer niet, mevrouw. Deze Cobus, hij is...' Phatudi tikt met een dikke vinger tegen zijn slaap. 'Ze hebben hem gezien. Vijf kinderen hebben hem gezien met een vuurwapen. Hij is het huis van de sangoma ingelopen, waar de mensen met de gieren binnen waren gegaan en ze hebben gehoord hoe hij daarbinnen schoot, ze hebben hem gezien toen hij naar buiten kwam. Toen hij wegrende. De kinderen kenden hem alleen van Mogale, toen ze hier met school waren. Ze weten niet dat hij de zwarten haat. Ze weten niet van politiek en dat De Villiers het over "kaffers" heeft. Ze vertellen alleen wat ze gezien hebben.'

Emma wil dit niet horen. Ze kijkt weg.

Phatudi gaat weer tegenover Emma zitten. Zijn stem is nu zachter. 'Deze De Villiers is niet zoals u. Hij kan uw broer niet zijn.'

'Waarom is Wolhuter dan vermoord?'

'Wie zegt dat Wolhuter vermoord is?'

Een vraagteken op haar gezicht.

Phatudi wijst in de richting van de dierenkooien. 'Die leeuw heeft hem vermoord. Wolhuter was daar vannacht binnengegaan. Ze zeiden dat hij de honingdas daar soms weg moet halen. De honingdas en de leeuw zaten samen in de kooi toen ze klein waren, en nu kruipt de honingdas soms onder het hek door om de leeuw te pesten en dan krijgt hij op z'n donder. Vanochtend vonden ze de honingdas bij Wolhuters huis, dus hij was uit zijn kooi gekomen. Wolhuter heeft een fout gemaakt, hij heeft de leeuw niet eerst met een verdovingspijl geschoten. Dat soort dingen gebeurt hier bij ons.'

Emma staart aandachtig naar Phatudi, alsof ze elk woord op waarheid weegt. De blik duurt voort als hij is uitgepraat, tot ze zucht, een lange uitademing waardoor haar schouders zakken, een gebaar dat ze niets meer te vragen heeft.

Dat wekt een zekere sympathie op bij Phatudi. 'Het spijt me,' zegt hij, en ik vraag me af wat hem spijt.

Emma knikt woordeloos.

'Ik had gisteren uw nummer niet. Anders had ik wel verteld dat ik mijn mensen had gestuurd om jullie te beschermen. Het dorp is razend. Ze zeggen dat ze De Villiers vermoorden als ze hem te pakken krijgen. En het politiebureau waar u mij kwam opzoeken... daar was iemand die heeft afgeluisterd. Toen hoorde ik de verhalen, ze wilden u...' Hij heft zijn hand naar zijn kale hoofd en krabt achter zijn oor. Dat is niet het enige teken dat hij liegt. Er is ook iets in zijn stem. Hij bevond zich tot nu toe op vaste grond met al zijn beweringen, maar in deze verduidelijking klinkt een verschuiving door een zwakke smeekbede die zegt: geloof me.

'Het geeft niet.'

Phatudi staat op. 'Ik moet weg, mevrouw...'

Zijn brigadier en agent maken ook aanstalten.

'Dank u, inspecteur.'

Phatudi groet haar, maar negeert mij, tot vlak voordat hij wegloopt. Dan kijkt hij mij recht aan. Ik weet niet zeker of het een waarschuwing of een uitdaging is.

Emma en ik blijven alleen achter. Ze steunt met haar ellebogen op haar knieen en buigt haar hoofd. Zo blijft ze een tijdje zitten. Dan zegt ze iets wat ik niet versta.

'Sorry?'

'Ik kan nu niet naar binnen. Ik kan nu niet gaan vragen of Wolhuter iets voor me heeft achtergelaten.'

Op de terugweg naar het Mohlolobe Game Reserve laat Emma me bij de slager in Klaserie stoppen, gaat daar naar binnen en komt vijf minuten later terug met iets in bruin papier.

Ze stapt in en geeft het aan mij. 'Dit is voor jou, Lemmer.'

Ik neem het pakje aan.

'Maak maar open.'

Het is biltong, minstens twee kilo.

'Ik zag gisteren hoe lekker je het vond, bij Stef Moller.'

'Dank je wel.'

'Graag gedaan.' Maar ze is niet de oude Emma. De vonk is eruit. We rijden zwijgend naar Mohlolobe. Als ik voor de suite stop, zegt ze: 'Toe maar, ik ben wakker.' De glimlach van zelfspot hangt halfstok.

Ze geeft me de kans om in en rond de Bateleur te kijken voordat ze naar binnen gaat. De hitte van de middag heeft een nieuwe intensiteit, een ondraaglijkheid die alles wil verzwelgen. Als ik wenk dat ze kan komen, verdwijnt ze in haar kamer, de deur half open. Ik hoor de veren van het tweepersoonsbed als ze gaat liggen. Ik overweeg mijn opties: op de veranda zitten hoort daar niet bij. Ik pak een tijdschrift, Africa Geographic, en ga in een van de stoelen in de zitkamer zitten, waar de airco het beste werkt. Ik zou ook wel een uiltje willen knappen. In het blad staat een artikel over de honingdas: 'Rough & Tough Honey Badgers'. Het dier dat verantwoordelijk zou zijn voor de dood van Frank Wolhuter, en waar Cobie de Villiers zich mee had geidentificeerd.